Woord vandaag

‘Wat mij opvalt bij de kruisiging is de haat van Zijn eigen volk
tegen Hem.’

Zij werden in hun verblinding aangestuurd door geestelijke machten
van de boze. In Mattheüs 27:39,41 blijkt dat de voorbijgangers Hem 
lasterden en Hem zelfs verzochten (zie de slang in Mattheüs 4!) om
van het kruis af te komen en zo te ‘bewijzen’ dat Hij de Zoon van God
is. In vers 41 zien we dat het Sanhedrin daar is en zij zetten zichzelf
te kijk in wat zij als overpriesters, schriftgeleerden, oudsten en fari-
zeeën spottend zeggen. Ook bij hen is het punt dat Hij Gods Zoon is.
Als dat zo zou zijn, dan zou Hij de Messias zijn en het einde van het
judaïsme inluiden. Tegelijk hadden zij hun positie zowel ten opzichte
van het volk als van de Romeinen in dat geval verloren. Vandaar dat
zij Hem aan het kruis hadden laten nagelen.

‘Daarmee werd de profetie van Psalm 22 vervuld.’

Ja, je leest wat de Heer aan het kruis reciteerde: 

“Maar ik ben een worm en geen man,
een smaad van mensen en veracht door het volk.”

Dit is wat exact en huiveringwekkend nauwkeurig vervuld werd, daar
vlak buiten de stad, op Golgotha, de schedelplaats. Hij werd tot smaad
en voorwerp van hoon en verachting. Er was geen enkel mededogen,
ook niet toen Hij daar hing. Ze waren keihard, de mensen van Zijn eigen
volk. Dat is het harde van wetticisme.We lezen verder in de Psalm:

“Allen die mij zien, bespotten mij; zij trekken de lippen op, zij schudden
het hoofd: ‘Hij heeft het op Ieue (Jahweh) gewenteld; laat Die hem be-
vrijden! Laat Die hem redden, als Hij Hem genegen is.”

We lezen precies dit terug in Mattheüs 27:42,43. Zij vervulden de Schrift.
Zij wisten niet wat zij deden en zij wisten niet wat zij zeiden. Zij waren in
hun verblinding bezig de Schrift te vervullen!

‘Ja dan kom je wel onder de indruk, als je dit zo leest.’

Zonder het lichamelijke lijden te willen verkleinen, want de pijnen waren
hevig en fel en doordringend, maar het geestelijke lijden, dat Hem in Zijn
aardse bediening te midden van Zijn volk overkwam, kwam nu tot een hoog-
tepunt. Hij zei: ‘Ik ben …. een smaad van mensen en veracht door het volk’.
Hij werd niet begrepen, Hij werd afgewezen, voortdurend verworpen en
men was steeds uit op Zijn leven, helemaal toen Hij Zijn vriend Lazarus uit
de doden opgewekt had.

Zelfs riep Hij uit aan het kruis: Mijn God, Mijn God, waarom (of misschien
staat er wel:) tot wat hebt U Mij verlaten, bij ‘verlaten’ je kunt denken aan:
‘loslaten, overgelaten’ (Hebreeuws: otzb). Er waren drie uren duisternis,
van het 6e tot het 9e uur.

‘Hij werd tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden: gerechtigheid van
God in Hem.’

Hij droeg de zonde van de wereld, van u, jou en mij. God heeft al de zonde
op Hem doen komen. Daarom moest Hij sterven. Het kón niet, dat Hij van 
het kruis af zou komen. Dat lag besloten in het plan van God. Het Lam was
tevoren gekend, vóór de nederwerping van de wereld, voordat de zonde 
zijn intrede deed in het door God gecreëerde universum. Daarom moest 
Hij als het Lam van God sterven. God zou Hem opwekken, dat stond óók 
al vast. Toen het werk gedaan was, zei Hij: ‘Het is volbracht’. Woorden, die
wij ook in de Psalm 22:31 vinden. Het gaat niet om de afsluitende woorden
van een kindergebed! Het gaat om het slot van een machtige Psalm!
‘Want Hij deed (dit)’, sluit Psalm 22 af.  Het is volbracht! Het werk is gedaan,
de Vader zal Hem op gaan wekken, daar vertrouwde Hij volledig op. En dat
deed de Vader!   

Woord vandaag

‘Het evangelie van de verlaten apostel begint eigenlijk met
de dood en opstanding van de Heer Jezus.’

‘Uit 1 Corinthiërs 15:1-4 blijkt dat. Hij spreekt van het evangelie
dat hij aan de Korintiërs verkondigde, dat zij ook aangenomen

hadden en waarin zij ook staan en wat hun redding is. Ook in
praktisch opzicht: elke dag. Verrassend genoeg voegt de apos-
tel eraan toe: ‘….zoals ik het jullie evangeliseerde….’ (vers 2).
Daar bepaalt hij de Korintiërs dus bij het evangelie zoals hij
dat bracht. De zegeningen die voortvloeien uit het grote feit,
dat Hij stierf en opstond. Voor de inhoud van zijn boodschap
zouden wij in Romeinen moeten lezen. De genade zoals die in
het evangelie naar voren komt, is uniek.

‘Je zou er bijna overheen lezen.’

Uit de eerste Korintebrief blijkt ook, dat hij onder hen Jezus
Christus en die gekruisigd verkondigde. Dat hadden zij nodig,
want kennelijk waren zij er niet van doordrongen, dat met de
dood van de Heer Jezus de hele oude mensheid stierf en be-
graven werd. Zij waren vleselijk bezig, zij wandelden naar de
(oude) mens. Ze maakten ruzie onder elkaar, vormden partij-
schappen waarbij de een liever naar Kefas luisterde en de an-
der liever naar Apollos. In plaats van het evangelie te volgen
zoals de apostel het vanuit de verheerlijkte Heer doorgaf.
Zij waren nog vleselijk. Dus ervoeren zij in de praktijk niet de
redding van het evangelie.

‘Zij hadden dus de boodschap van de dood en opstanding van
de Heer Jezus Christus hard nodig.’

Ja, het diepe besef, dat met de kruisiging van de Heer Jezus
er een einde kwam aan de oude mensheid. Voor God. Daarna
zien we nog een heleboel akelige dingen van die mensheid, om-
dat men niet beseft en niet gelooft wat al gebeurd is. En als de
mens volhardt in zijn houding, zien we de verontwaardiging van
God over de houding van de mensheid zichtbaar worden in hun
gedrag. Maar voor God is de mensheid overleden en degenen
die (echt) leven, leven niet langer voor zichzelf maar voor Hem.
De Korintiërs bleven echter steken in hun vlees. Daarom ge-
tuigt de apostel in het 15e hoofdstuk opnieuw van het evange-
lie, en dan zeer uitgebreid over de opstanding van Christus,
en van de kracht van Zijn opstanding.

 


Woord vandaag

‘Gisteren was echt wat ‘vast voedsel’ voor ons hart.’

Het gaat om de gevolgen van de kruisiging, dood, begrafenis
opstanding en verhoging aan Gods rechterhand van Christus
Jezus. Al die facetten hebben een enorme geestelijke beteke-
nis. Wat Hem gebeurd is, heeft gevolgen voor heel de schep-
ping. Deze oude is voorbij – in Gods oog. De nieuwe kwam al
met Hem het graf uit, in beeldspraak gezegd. Hij is feitelijk de
Eersteling van de nieuwe schepping. Wij zijn dat in Hem. Wij
horen bij de nieuwe mensheid.

‘Prachtig, je bent er steeds weer en meer mee bezig als gelo-
vige, wat dat inhoudt.’

Wij zijn gezegend met iedere geestelijke zegen te midden van
de hemelingen, in Christus. Dat is de belangrijke waarheid in 

een notendop die in Efeziërs bekend wordt gemaakt. Evenals
de nieuwe mensheid een belangrijke waarheid is. Die doen wij
als gelovigen aan. De oude leggen wij in de praktijk af. De in-
nerlijke vernieuwing van ons hart komt naar buiten. Dat uit zich
in ons gedrag, in onze woorden. Zo zijn wij van Hem in ons doen
en laten. In onze woorden betekent dat hetzelfde zeggen als wat
Paulus zegt. Wij spreken zijn evangelie, omdat dat van de ver-
heerlijkte Heer Christus Jezus komt.

‘Dat evangelie verschilt diepgaand met dat van de besnijdenis.’

Zeker, daarom wordt Timotheüs krachtig aangesproken zijn
woorden te laten bepalen door de gezonde leer en de gezonde
woorden die hij van Paulus hoorde en gehoord had. Hij moest
zelfs anderen erop aanspreken geen andere leer te onderwijzen
(1 Timotheüs 1:3). Zó belangrijk was het onderricht van de leer
die hij bracht! Timotheüs moest dat weer doorgeven aan anderen.
Later benadrukt Paulus, dat het geven van onderricht moet ge-
beuren door betrouwbare mensen, die op hun beurt competent
(genoeg/voldoende) zijn om anderen te onderrichten (2 Timothe-
üs 2:2). Waarom? Omdat het juiste onderwijs een gezond geloof
en een gezonde wandel voortbrengt. Hét onderwijs voor het li-
chaam van Christus is dan ook de boodschap van alle brieven
van Paulus. De andere Schriften zijn bijzonder fijn en nuttig en
grotendeels bestemd voor de Besnijdenis. Daarom de ernst van
de apostel als het gaat om het onderrichten van de gezonde leer
voor en in het lichaam van Christus! 

Woord vandaag

‘We zijn bevoorrecht, dat wij zo door de Schriften heen
zicht hebben op het plan van God.’

Het geheimenis van Christus is een geweldig thema in de
Schriften. Paulus mocht heel in het bijzonder het hemelse
aspect daarvan bekendmaken in Zijn brieven. Met name de
latere brieven (Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen) spreken
van dit deel van het geheimenis van Christus. Pas nadat Hij
aan het kruis gestorven was, opgestaan uit de dood en ver-
hoogd aan Gods rechter(hand), kon dit bekendgemaakt wor-
den. Maar er was nóg iets dat eerst duidelijk moest worden
voordat de apostel dit kon onthullen.

‘En dat is?’

Dat Israël als volk het hernieuwde koninkrijksaanbod afwees
zoals geschiedkundig in het boek Handelingen geschreven.
Pas toen de verblinding van (de leiders van) het volk goed
duidelijk werd, kon de geweldige waarheid van de hemelse
bestemming van het lichaam van Christus verkondigd worden.
Niet eerder, omdat toen nog de lijn Israël – volkeren gevolgd
werd. Als Israël als volk tot bekering en geloof gekomen zou
zijn, zou na de terugkeer van de Messias Jezus het aardse
koninkrijk zijn begonnen met Israël als koninklijk priestervolk
waar gelovige heidenen dan bij aansluiten. Nu duidelijk werd
dat die lijn vooralsnog niet doorzette, maar (voorlopig) stopte,
kon de hemelse roeping en bediening van het lichaam van
Christus duidelijk gaan worden.

‘En daar spreken de gevangenschapsbrieven over?’

Deze brieven zeggen ons heel veel. Niet alleen het hemelse
aspect van het geheimenis van Christus, namelijk dat Hij ook
Heer is en zal zijn te midden van en boven de hemelingen.
Ook de nieuwe schepping en de bijzondere eenheid die daar
is als uitwerking van de verzoenende kruisdood van de Heer
Jezus Christus (Efeziërs 2:14-17; Kolossenzen 1:18-21) wordt
nergens anders in de Schrift bekendgemaakt. De diepe uit-
werking van het kruis, die een einde aan de oude schepping
maakt en daarmee aan alle vijandschap, vlees en dergelijke,
dát is de kern van de boodschap die klinkt vanuit Zijn ene
daad van gerechtigheid! 

Woord vandaag

‘Alle gebeurtenissen die opgeschreven zijn over de kruisiging
van de Heer Jezus Christus zijn indrukwekkend, vind ik.’

Ja, Hij werd geslagen, veracht, het geestelijke lijden was groot.
Voortdurend werd Hij afgewezen door de schriftgeleerden en de
farizeeën; mogelijk wordt door beide woorden dezelfde groep
aangewezen. In elk geval wilden zij Hem doden toen Hij door Zijn
spreken en werken steeds populairder werd onder het volk. De
afgunst en de nijd, het was allemaal niet
gering. Veel was mis-
schien te voorzien, maar hoe mensen Hem in die situatie behan-
delden was niet te voorzien. Hoewel er al veel beschreven was
in profetie hoe het zou gaan, wat er zou gebeuren.

‘Er wordt wel gezegd, dat Hij de Psalmen aan het kruis bad.’

Ja, je kunt iets herkennen van Psalm 69, of Psalm 22 bijvoorbeeld.
Dan wordt het ineens duidelijk wat er door Hem heen ging. Want
in die Psalmen wordt het alsof je de Heer zelf hoort bidden. Dan zijn
diverse omstandigheden, zoals het verdelen van Zijn klederen al
zo lang ervoor profetisch aangekondigd. Zie Mattheüs 27:35 – Psalm
22:19. Mattheüs wijst erop, dat het door ‘de profeet’ was aangekon-
digd. Die profeet was David, de koning. Dus hij was niet alleen ko-
ning, maar ook profeet! Het gebed dat David bad en opschreef, blijkt
dus in feite het gebed van de Heer Jezus zelf te
zijn!

‘Ja, dan word je stil. Als je leest en tot je door laat dringen wat er
volgens de diverse Psalmen door Hem heen ging.’

Je proeft dan iets van de emotie, oftewel het lijden dat Hij doormaak-
te. Je kunt echter daarvan niets in de evangeliën lezen. Daar is het al-
lemaal heel sober en nuchter beschreven. Er wordt bijvoorbeeld een
eenvoudige mededeling gedaan: ’toen zij op de plaats gekomen waren,
die Schedel genoemd werd, kruisigden zij Hem daar’…. Lucas 23:33
Meer niet! Terwijl uit de geschiedschrijving blijkt hoe dat ging en hoe-
veel felle pijn er door Zijn lichaam gegaan moet zijn. Maar kennelijk
was het meer Gods bedoeling, dat Zijn geestelijk lijden en de omstan-
digheden te laten zien in wat geschreven werd. Hoe anderen erop re-
ageerden, hoe Pilatus en Herodus in verlegenheid gebracht werden,
hoe duivels het Sanhedrin handelde, hoe Judas Hem overleverde voor
30 zilverstukken.

‘We zouden die dingen goed tot ons laten doordringen, als onderwij-
zing hoe men Hem behandelde.’

Ten diepste zullen we nooit echt kunnen weten hoe diep het lijden was
wat Hij doormaakte. De haat en de vijandschap, de vernedering, terwijl
Hij dat alles door Zijn wandel te midden van Zijn volk niet verdiende.
We zijn wel degenen die dankbaar de zegeningen mogen genieten, die
uit Zijn dood en opstanding voort zouden komen. In feite uitsluitend
de geestelijke zegeningen, die in het evangelie van Romeinen en Efe-
ziërs aan ons geschonken zijn door Vader. De diepe afgunst, nijd, haat
en vijandschap van de mensen werden door de Zoon en de Vader met
liefde beantwoord! Dat is totaal anders dan religie; daar moet de mens
iets doen; hier blijkt dat Hij het heeft gedaan!