‘Men verwacht dat men naar de hemel gaat na het sterven, maar dat
wordt vreemd omschreven.’
Als je leest en hoort hoe men over de verwachting na dit leven spreekt,
dan beschrijft men wat als de hemel wordt gezien, de nieuwe aarde.
En het nieuw Jeruzalem. Daar wordt dan in koorzang over gezongen, als
je dat op TV ziet in zangprogramma’s. Men denkt dan aan het zwaaien
met palmtakken alsof op de nieuwe aarde voortdurend een van de fees-
ten van Ieue wordt gevierd. We hebben een geweldige verwachting, die
in Efeziërs heel anders beschreven wordt!
‘Ja de liederen die zoal gezongen worden, getuigen van heel andere
toekomstbeelden.’
De verwachting is, dat de gemeente, het lichaam van Christus, een heel
bijzondere bediening heeft. Christus Jezus heeft de bediening van genade
voor de gemeente en uiteindelijk voor allen. De gemeente heeft deel aan
de bediening van genade, zoals in Efeziërs 2:6,7 blijkt. De overstijgende
rijkdom van Zijn genade tentoonspreiden aan de hemelse machten en
krachten en uiteindelijk via Israël aan de mensheid. Wij zijn immers het
complement van Hem die alles in allen compleet maakt!
‘Wacht even, omdat wij Zijn complement zijn –wij maken Hem dus com-
pleet- hebben wij voor heel de schepping betekenis?’
Wij hebben deel aan Zijn bedieningen, omdat wij lichaam van Hem zijn.
Hij heeft ook de bediening van leven en onverderfelijkheid, zoals blijkt
uit 2 Timotheüs 1:10, dat Hij de dood buitenwerking stelt en leven en
onverderfelijkheid aan het licht brengt door het evangelie waartoe Paulus
werd aangesteld als heraut, apostel en leraar van de natiën. Wij zullen
dat evangelie verder in het universum bekendmaken, in de nieuwe schep-
ping. Daarin wordt Israël gaandeweg ingevoerd in het paulinische evan-
gelie van rechtvaardiging, verzoening en genade. En Israël zal dat uitein-
delijk doordragen aan de natiën. Israël ontvangt die boodschap daar van
de gemeente, het lichaam van Christus. Dat kan niet anders!