‘Efeziërs blijft geweldig, vind ik.’
Dat is deze brief ook. Wanneer de apostel in 1 Corinthiërs 2:9,10
de woorden uit Jesaja 64:4 aanhaalt, is dat om zijn verwondering
uit te spreken. Over de wijsheid van God, van vóór de eonen, dat
het lichaam van Christus uitgeroepen wordt. In het beheer van
het geheimenis, van de genade van God.
‘Wat geen oog zag of oor hoorde.’
En waarop geen mensenhart is opgeklommen. In Efeziërs maakt
hij bekend wat hij aan de Korintiërs niet kwijt kon. Zij waren vle-
selijk ingesteld. De algemene rondzendbrief die wij ‘Efeziërs’ noe-
men, is gericht aan alle gelovigen. Of de boodschap van deze rijke
brief ook begrepen en aanvaard wordt, is iets anders. Daarom bidt
de apostel, dat de gelovigen vervuld worden met de geest van wijs-
heid en erkenning. Die extra toedeling van Zijn geest is nodig.
‘De bedeling van de verborgenheid.’
In de concordante tekst lees je: het beheer van het geheimenis, wat
spreekt van deze tijd waarin wij leven. Dat is begonnen toen Paulus
geroepen werd, dat valt samen met het lichaam van Christus. Buiten
de brieven van Paulus lees je niets over dat lichaam. Dat lichaam, dus
ook u, jij en ik, zal ingezet worden voor heel de schepping. In Efeziërs
ligt de focus, de aandacht vooral op de hemelse machten en krachten.
Als je goed leest, zie je dat het in feite om heel de schepping gaat!