‘Gisteren kwam naar voren, dat Paulus geroepen werd (als Saulus) om de
ekklesia te roepen, dat is natuurlijk het lichaam van Christus.’

Dat is iets, dat allang door de Vader bepaald was. Zelfs al vóór de eonen
was ons genade geschonken. Wij waren nog lang niet geboren, maar in de
gedachten van de Vader wel aanwezig, op een of andere manier. God be-
loofde al vóór eonische tijden (Titus 1:2) het eonische leven aan de leden
van de ekklesia die Zijn lichaam is. Dus de genade en het eonische leven
waren al vóór de eonen aan de ekklesia die het lichaam van Christus is, toe-
bedeeld. Wat opent dat besef een enorm perspectief!

‘We zijn bijzonder bevoorrecht, een nieuwe schepping in Christus.’

Omdat wij al vóór de eerste eon in Gods gedachten bedoeld waren, kon er
in het plan van eonen niets mis gaan. Ook wat betreft deze ekklesia lag al-
les al vast bij de Vader. Geen andere groep (ook Israël niet of de ekklesia
uit Israël evenmin) heeft zulke beloften en al zo lang tevoren aangekon-
digd gekregen. In de eerste eon kwam de tegenstander naar voren en re-
belleerde tegen God. Toen al was echter het lichaam van Christus uitge-
kozen in Hem; vóór de nederwerping van de wereld.

‘En Gods keuze is doorslaggevend, de mens is te beïnvloeden.’

De mens weet vaak niet waarom hij voor of tegen iets kiest. De keuze van
de mens is daarom niet doorslaggevend. Zeker niet als het om geloof gaat.
God schenkt geloof, Hij bewerkt dat door Zijn geest in het hart van de mens.
Als Hij dat doet, is het onweerstaanbaar. We lezen toch ook in Spreuken 21
vers 1 dat het hart van de koning in de hand van Ieue is als waterbeken, als
verdelingen van water; Hij leidt het daar waar Hij wil. Het hart van de koning
dus, een leider van een volk. Als op dat niveau het al zo is, dat Ieue dat hart
in Zijn hand heeft, hoeveel te meer – zou je bijna zeggen – is dat bij al die
andere mensen het geval!

‘We zijn de mensen die door Hem geleid worden en willen worden.’

Hij is het, die zowel het willen als het werken in ons werkt. Dat is geen dood-
doener, maar geeft alle eer aan Hem die het toekomt: God zelf. Hij heeft ons
onuitsprekelijk lief, Zijn  liefde is veel groter en dieper dan wij zelfs maar ver-
moeden, Wij ontvangen soms kleine lichtstralen van die liefde op en begrij-
pen er dan iets meer van. Hij verandert dan ons hart en denken en wij wor-
den weer iets minder eigenwijs. Zijn wijsheid zal uiteindelijk al onze waan-
wijsheid doen versmelten en als sneeuw voor de zon zal het vertrekken.
Uiteindelijk zal de warmte van Zijn liefde alles wegsmelten wat dat tegen-
houdt en zal alles één maken!