‘Heerlijk, te beseffen, dat wij altijd in Zijn liefde zijn.’

Het geweldige van de woorden van Kolossenzen 1 is, dat wij als
Zijn schepselen geborgen zijn in de Zoon van Zijn liefde.
In Hem is het al geschapen, en door Hem en tot Hem. Daar worden
zowel de zichtbare als de onzichtbare geschapen schepselen ge-
noemd. Het gaat dus om de hemelse machten en krachten en men-
sen. Allen zijn inbegrepen in de omvattende uitspraak van Kolossen-
zen 1. Allen worden gezien als geschapen in de Zoon van Zijn liefde.

‘Als alles al in en door en tot de Zoon van Zijn liefde geschapen is,
kunnen er toch nooit schepselen uit vallen?’

Net zo min als de liefde uitvalt, zal ooit iemand uit Zijn liefde kun-
nen vallen. God gaat wel een soms hele diepe weg met Zijn schep-
selen, maar Hij komt tot Zijn doel met iedereen. Merkwaardig
genoeg wordt dat juist fel bestreden door veel christenen.
In feite ongelooflijk. Christenen hebben het wel over de liefde van
God, maar Hij kan die kennelijk niet geven als de mens zich niet eerst
bekeert of tot geloof komt. Vreemde tegenstelling.

‘De liefde van God is toch de sterkste drijfveer voor al Zijn plannen?’

Dat maakt de uitkomst zeker. In Kolossenzen 1 bestaat over die uit-
komst dan ook geen enkel misverstand. God heeft vrede gemaakt
in het bloed van Zijn kruis (de Eerstgeborene, Christus) en daarom
verzoent Hij het al wederzijds met Zichzelf. Het al betekent hier in
het licht van het tekstverband: al wat geschapen is, in de hemelen
en op de aarde, zichtbaar of onzichtbaar. Alles.
Dit is: God verzoent het al wederzijds met Zichzelf. Allen zullen
eens daarin bewust delen. Wij als gelovigen nu al!