‘De roeping en alles eromheen maar ook daarna maakt wel erg
duidelijk dat het bij Paulus om een andere bediening gaat!’

Het blijkt elke keer uit zijn brieven. Die liegen er niet om. De genade
van God, overstromend, klinkt door alles heen wat hij schrijft. Dat

kan ook niet anders. De sluizen van de heerlijke genade van God
staan volledig open en het water kan in de harten en levens van de
mensen komen. Dat ruimt alle religie op, geen schuldgevoelens meer
over waar je in tekort bent geschoten. Niet jij, maar Hij doet het voor-
taan in je leven! Geen vrome pogingen om toch werken te willen
doen. Het helpt je geen stap verder.

‘Dat had hij ontdekt, wat moet dat een enorme bevrijding geweest
zijn voor de fanatieke ijveraar voor tradities van mensen.’

Daarom spreekt hij steeds in Romeinen en Galaten over het
vleselijke eigen werken willen doen. Ook als gelovige heeft dat geen zin.
God werkt in je het willen én het werken (inderdaad) naar Zijn welbeha-
gen. Paulus arbeidde meer dan alle anderen, door de genade van God
die met hem was, zie 1 Corinthiërs 15:9-11.
Je kunt het willen doen van (eigen) werken onder gelovigen maar moei-
lijk
terugdringen. Men wil niet aanvaarden, dat het vlees geen nut doet,
en dat alleen de geest van God een mens in staat stelt wérkelijk te doen
wat de 
wil van God is.

‘Zou daar de kern van dat alles zitten?’

Het gaat om wie de eer krijgt. Men zegt dat men God alle eer geeft. Maar
in de praktijk roemt men regelmatig in eigen kunnen en eigen prestaties.
Verkapt en verpakt in mooie woorden, maar als je goed kijkt naar gelovigen,
dan ontdek je dat het uiteindelijk tóch gaat om wat men zelf gedaan heeft.
En men is daar in het hart trots op. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit, dat
men maar al te graag over de eigen ervaringen en daden spreekt. Formeel
onder het motto van Gods kracht.
Paulus zei echter: ‘wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus de Heer’.