‘Wij zijn als eersten die een woonplaats van God zijn?’

Dat maakt het lichaam van Christus zo bijzonder. Wij als leden, wij zijn
verzegeld met de geest van de belofte, de heilige. God woont in de leden
van het lichaam, door Zijn geest. Dat maakt ons tot de woonplaats van
God, in de geest. Daarmee wordt het geweldige hoofdstuk 2 van Efeziërs
afgesloten. Het is een hoogtepunt. In het vlees waren de natiën ver van
God en konden ze hoogstens binnen Israël dichter bij God komen. Maar
door de geweldige verandering die door Christus Jezus tot stand gebracht
is, zijn de gelovigen uit de natiën (u, jij en ik) zeer dicht bij God gekomen
die door Zijn geest zelfs in ons woont!

‘Het is een enorme omwenteling eigenlijk.’

Het is zo, dat veel gelovigen deze dingen niet beseffen, het wordt hen
niet gepredikt. Omdat men het niet weet. Veel gelovigen mengen beide
evangeliën en dan houd je een merkwaardig mengsel over waarin o zo
weinig waarheid meer zit. Velen beseffen niet wat voor rijkdom in deze
brief zit. Zij redeneren maar al te vaak van en naar de situatie in het
vlees van vers 11-13 en bevatten niet wat bedoeld wordt in vers 14-17.
Als gevolg daarvan missen ze het grote contrast (tegenstelling) van de
verzen 18-22 tegenover vers 11-13.

‘Terwijl het juist zo geweldig is dat wij een woonplaats van God zijn,
in de geest.’

Ja, en omdat veel gelovigen vleselijk denken, komen zij niet toe aan het
doorgronden van het uiterst geestelijke karakter van dit beheer van het
geheimenis. Zij merken vaak niet verschil op tussen Jezus Christus en
Christus Jezus. Maar de Vader van de heerlijkheid bouwt ons samen op
tot een woonplaats van God, in de geest. Dit geweldige wat van de ge-
meente gezegd wordt, zal eens voor heel de nieuwe schepping gelden.
Omdat wij nu al dit zijn, zullen wij door Vader ingezet worden om heel
die schepping tot verzoening en onderschikking aan de Zoon te brengen.
Als resultaat daarvan zal heel de schepping de woonplaats van God zijn!