‘Het is geweldig, dat Hij het volbracht heeft.’

En dat wordt ontkend. Ook door vele christenen. Niet in woorden misschien,
maar wel in het opleggen en eisen van religieuze handelingen. Die -ook al
wordt dat niet altijd hardop gezegd- ook gedaan moeten worden tot redding
of om de redding compleet te maken. In Galatië was dat besnijdenis. Deze rite
werd geëist door de fanatieke judaïsten. Later veranderde dat en nu zien we
in een grote wereldkerk allerlei sacramenten die men moet uitvoeren.

‘Je ziet het gebeuren ja, mensen gaan erin mee en denken dat het moet.’

Zoals we dat zien in het besprenkelen van kinderen, in het dopen van vol-
wassenen, in het vieren van het avondmaal, allemaal meer of mindere ver-
eisten. Men moet –dat verschilt van groep tot groep- dan toch wel deelge-
nomen hebben aan een van de rituelen of religieuze verplichtingen. Anders
is het eigenlijk niet goed met je. Het verplicht stellen van deze dingen omdat
je anders niet gered bent of je je redding niet zeker hebt gemaakt is in feite
een ontkenning van het volbrachte werk van Christus aan het kruis.

‘Maar er wordt toch vaak gezegd dat het alleen gaat om wat Hij deed?’

Jawel, maar in de praktijk van het christelijke of geloofsleven wordt er
vroeg of laat iets gevraagd. Iets belangrijks, om te doen. En er wordt vaak de
indruk gewekt, dat als je dit of dat niet doet je geen echt goede christen of
gelovige bent.  En als je dat dan doet onder die –soms subtiele-  druk die
gelegd wordt op de gelovige, dan ga je je onwillekeurig toch beter voelen
dan de anderen die dat nog niet hebben gedaan.
En dat terwijl we onze aandacht zouden richten op Zijn volbrachte werk
aan het kruis en wat Hij daarmee bereikte en wat God daardoor uitwerkt.