‘Duidelijke uitspraak van Paukus in Galaten 6:14.’

Wanneer we kijken naar Paulus toen hij nog Saulus was, dus voor zijn om-
mekeer, dan zien we iemand die heel erg ijverig probeerde zelf goed t eleven
volgens de Thora van Mozes. Die manier van leven was het ideal. En zo wilde
hij dat eigenlijk ook opleggen aan de wereld om hem heen. Alles en iedereen
moest gaan lijken op zijn eigen religieuze system dat hij diende.

‘Het maakte hem uiteindelijk niet echt gelukkig.’

Het was voor hem hard om de hielen tegen de prikkels te slaan, zo werd te-
gen hem eens gezegd (Handelingen 26:14). Bij hem was echt de wil tot het
goede of ideale duidelijk aanwezig. Met zijn verstand prees hij zelfs de wet
van God. Maar hij ontdekte da took nog een andere wetmatigheid in hem
krachtig werkte: die van de zonde.

‘Dat werd er dus niet beter op.’

Hij ontdekte dus, dat niet hijzelf –en de wereld rondom al helemaal niet- kon
leven volgens de hoge eisen van de wet van God. En misschien hebben wij net
als Saulus geprobeerd ‘deze wereld een betere plaats te maken’  of aan de we-
reld via politieke weg geprobeerd de bijbelse eisen op te leggen. Tot we ontdek-
ten, dat het niet echt opschoot. Het werd er niet beter op. Eerder slechter.

‘Zo is dat. Ik herken iets uit mijn eigen leven ja.’

Ja. En: arme Saulus. Of vul je eigen naam maar in: arme……
We waren misschien net als hij redelijk goed bezig, of dat vonden we zelf.
Tegelijkertijd wisten we, net als hij, dat het goede niet echt woning maakte
in
ons vlees (Romeinen 7:18). Het maakte ons steeds ellendiger, we probeerden

het ideale te doen, maar het ging precies de andere kant op. Wat een ellende
eigenlijk (Romeinen 7:24)!
Toen gingen we net als hij ontdekken, dat niet wij, maar Gods genade het doet!