‘Israel was bevoorrecht. Dat kwam doordat zij het Woord van God hadden?’

Als de apostel zich afvraagt wat het voordeel van de Jood en het nut van de besnij-
denis is, dan stelt hij vast, dat het eerste, het belangrijkste is dat aan hen de woorden
van God zijn toevertrouwd (Romeinen 3:1-3).
Er bestond echter wel van meet aan vijandschap. Dat werd zichtbaar in een vleselijk
kenmerk: de besnijdenis. Ingesteld bij Abraham, Genesis 17.

‘Zij waren bevoorrecht, uitgekozen door Ieue.’

Ja. Ieue bepaalde, dat een uitverkoren volk een speciale plaats zou innemen voor
Hem te midden van de volkeren. Niet omdat zij zo’n goed volk zijn, maar omdat Ieue
het liefhad. Daardoor ontstond vijandschap. Andere volkeren zagen Israel niet zo zit-
ten en Israel vocht vaak tegen de vijanden. In de tijd dat de Heer op aarde was, was
Israel onder het Romeinse juk. Dat haatten zij en door hun religieuze inzettingen kon-
den mensen uit de volkeren niet echt tot Ieue naderen.

‘Terwijl Israel eigenlijk bedoeld was Zijn licht en toegang tot Ieue aan de volkeren te
 geven.’

Maar die gaf zij niet. Eerder zorgde zij ervoor, dat de afstand tot Ieue groter werd.
Zij waren eerder een hindernis dan dat zij toegang tot Ieue bevorderden. Er was
duidelijk sprake van vijandschap. Hoewel de vijandschap kwam door de houding
van Israel, het was God zelf die in feite deze vijandschap bewerkte door een ver-
schil in het vlees (besnijdenis) in te stellen. En het draaide om toegang tot Ieue