‘Dat graf waarin de Heer Jezus lag. Was nog nieuw. Jozef van Arimatea
was een rijk man, wat fijn dat hij dat beschikbaar had’.

God had ervoor gezorgd en ook door de profeet was het aangezegd,
dat Hij bij de rijke zou zijn in Zijn dood. Dat werd natuurlijk exact zo
vervuld. Alles was al voorbereid, het graf; Jozef, die een invloedrijk lid 
van het Joodse Sanhedrin was, en dus het lichaam van de Heer kon
opvragen en in linnen doeken wikkelen.

Het werd in feite nog mooier dat er een grote steen voor het graf gerold
die ook nog eens verzegeld werd met wachters erbij. Allemaal voorzorgs-
maatregelen door de Joodse leiders genomen. Stel je voor dat uit zou
komen wat Hij gezegd had!
De ironie is, dat het juist een tegensteld effect had. Al die dingen zouden
in de opstanding nóg meer getuigen van dat grote feit: de Heer is waarlijk
opgestaan! De steen werd weggerold, de zegels verbroken, de wachters
beefden bij de aardbeving en de andere verschijnselen. De kracht van God
werkte. De Heer werd opgewekt!