‘Het heeft dus te maken met ons dienstbetoon als slaven?’

Zelfs het woord slaven zouden wij willen vermijden. Omdat dat ook iets
van onze positie in de dienst van de Heer uitdrukt. Hij is de Heer en heeft
in feite de vrije beschikking over ons als Zijn slaven. Dat vernedert ons,
in dat wat wij kunnen doen in Zijn dienst. De vragen die je jezelf zou kun-
nen stellen zijn bijvoorbeeld: We willen de Heer dienen, maar willen wij
dat doen op de manier die Hij wil?

‘Het is vaak moeilijk juist datgene te doen wat Hij wil. Klopt.’

Op zich is het al moeilijk om het werk van de Heer te doen. We bedenken
als gelovigen vaak allerlei werk wat niet Zijn werk is. Dat is al het eerste.
En als we bezig zijn in Zijn werk willen we het vaak niet op Zijn manier
doen, omdat dat bijvoorbeeld ons geen eer brengt. En we hebben soms de
neiging om onszelf op de schouder te kloppen dat wij het toch wel goed ge-
daan hebben.

‘Die soms openlijke en vaak verkapte trots kom je tegen, ja.’

Weer een andere vraag bij ons dienstwerk is: Kunnen wij dienstwerk ver-
richten in Zijn werk terwijl we beseffen dat wij niets kunnen toevoegen aan
Zijn werk van redding? Regelmatig lezen we, dat er voor ons als mensen
geen
 
ruimte is voor roem, voor eer. Wie roemt, roeme in de Heer. De Schrift
zegt
 dat: geen roem voor de mens. Alle eer is voor Christus Jezus.