‘Ja indrukwekkend, dat einde van Romeinen 11.’

Het is zeker een geweldig slotakkoord van dat deel van de brief. En het reikt ook
de sleutel aan voor het volgende gedeelte. Paulus roept uit, in verwondering, dat
de diepte van rijkdom, wijsheid en kennis van God in het evangelie naar voren
komen. De wegen die Hij gaat met Zijn volk en de volkeren leiden ertoe, dat Hij
alle eer zal ontvangen. Wij zijn bevoorrecht, dat wij iets ervan mogen verstaan.

‘Na alles wat hij geschreven heeft roept Hij een lofzang uit.’

Als hij nadenkt over wat hij heeft mogen opschrijven, dan kan hij niet anders dan
God alle lof en eer brengen. Paulus erkent God als God. Dat zouden ook wij doen.

O diepte van rijkdom en wijsheid en kennis van God!

Roept de apostel vervolgens uit. De diepte van rijkdom van God komt tot uiting
in het evangelie. Dat evangelie spreekt van de onvoorstelbare voorraden aan lief-
de en (dus ook) genade van God. Die rijkdom, daarover verwondert hij zich. En wij
met hem.

‘En die voorraden zijn onuitputtelijk?’

We kunnen eruit blijven putten, net zo als uit het Woord. Het zal nooit op zijn.
Hoe meer mensen steeds meer liefde uit God putten, hoe meer dat zal blijken te
zijn. Het is als met de wonderlijke spijziging. Eigenlijk maakte het niet uit hoe
veel mensen er waren; 4000 of 5000. Er was door Zijn hand brood genoeg. En zo
is er voor de mens Woord genoeg. Voor ieder mens. Zo is er ook liefde van God
genoeg. Voor iedereen!