‘Als je de vervolgverzen leest, sta je verwonderd hoe het is gegaan.’

Ja, hij wordt in de verzen 24-34 in feite verzocht zijn woorden te herzien
of op zijn minst zijn verhaal aan te passen. In vers 27 antwoordt hij vrij
scherp en vraagt hun of zij discipelen van de Heer wilden worden! Dat is
mooie ironie. Degenen die dat wel het minst wilden waren zij, de farizeeën.
Zij waren al geleerd en konden absoluut zich niet voorstellen dat zij opnieuw
iemand nodig hadden die onderricht aan hen zou geven.
Zij waren zó gewend anderen de les te lezen, ze reageren furieus als een ander
iets naar voren brengt, dat gewoon waar is, en daarmee hen te kijk zet.

Hun minachting voor hem en voor de Heer blijkt overduidelijk, zíj hadden
immers (geleerd van) Mozes! Merk dat op in vers 28: ‘jij bent Zijn discipel;
wíj zijn discipelen van Mozes’.

In vers 30-33 worden zij in feite door die mens (blindgeborene) vastgezet.
Ze konden geen kant op. Als Hij de ogen opende van Zijn volk, dan moest
Hij wel de door God gezondene zijn, dat hadden de profeten immers gezegd!

De leiders worden op hun eigen terrein verslagen. Zij hadden Mozes, maar
wilden Hem niet erkennen, waarvan Mozes in Deuteronomium 18:15-18
gesproken had. Híj, Jezus, was die profeet (zie Johannes 9:17)!

Dat namen zij uiteraard niet en hij werd uit de synagoge geworpen. Zij zagen
hem als een verwarde geest die niet wist waar hij het over had. De Messias?
Echt gekomen? Nee, dat kon niet. Jezus paste niet in het beeld, dat zij zich
van Hem gevormd hadden. Zij hadden de tijd kunnen onderkennen uit o.a.
Daniël 9:24-27. De 69 weken waren bijna om. Maar zij hadden de tijd van hun
bezoeking niet gekend en volhardden in hun religieuze systeem. Het kon ge-
woon niet anders zijn dan zij dachten.

‘Opvallend, de overeenkomsten met hoe het nog steeds er aan toe gaat in de
christelijke wereld. Als je geloof in Hem (en dus in Zijn woord) niet past of te
ver gaat, wordt je eruit geworpen. Zo simpel is dat. Het gebeurt, vandaag nog
steeds.

Heeft men dan niets geleerd van Johannes 9?’