‘In de Zoon de hemelse machten geschapen. Machtig.’
De sterren werden ook al in de eerste eon geschapen. Je zou kun-
nen zeggen, dat er in aanvang een rangorde aan machten en krach-
ten was, die op een of andere manier in de schepping hun functie
vervulden. De aarde was er nog niet, de tegenstander nog niet, wel
de sterren(stelsels). Centraal in de schepping de Vader. De Zoon als
hoogste boven alle anderen.
‘Eigenlijk bestonden toen alleen de hemelen.’
Ja, en de relatie aarde en hemelen bestond nog niet. Wanneer we
echter de sferen rond de aarde de hemelen noemen, dan bestonden
ook die nog niet toen de aarde nog niet bestond. Dat in begin van
Genesis 1:1 wijst naar het specifieke begin van de hemelen en de
aarde niet per se naar het begin van de eonen.
‘Tsjonge, we gaan wel diep op dit alles in.’
Je moet dat wel als conclusie verbinden aan wat we tot nu toe gevon-
den hebben. Toen de aarde geschapen werd, juichten de morgenster-
ren, de hemelse machten en krachten. Zij zagen dat iets bijzonders ge-
maakt was. Voor zover we nu weten, bestaat er geen andere plaats
waar zo’n klimaat, zo’n dierenrijk kan bestaan dan de aarde.
‘Die werd geschapen – helemaal naar Gods plan.’
Het was de perfecte plaats waar een bijzondere schepping van God
op gezet zou worden: de mens. Maar eerst schiep God, als iets, dat
in Zijn diepste raadsbesluit nodig was, de tegenstander. En daarmee
gebeurde iets in het geestelijke bereik, dat later in voor een mens
zichtbare schepping duisternis zou brengen. Daar wijst de apostel
onder meer op, en schrijft in 1 Corinthiërs 2:7 :
wij spreken Gods wijsheid in een geheimenis; wijsheid die verborgen
was, die God voorbestemde, vóór de eonen, tot onze heerlijkheid