‘De Heer wist tevoren dat Judas Hem zou overleveren.’

Bijna onvoorstelbaar, dat Hij dat deed in overgave aan
Vader. Hij moest doen wat Hij van de Vader zag en hoor-
de. Hij was niet Zijn eigen Zender, Vader zond Hem om
dat te doen wat nodig was. In dat plan paste, dat één
van Zijn discipelen Hem zou overleveren in de handen van
de slaven van de hogepriester.

‘Ja, toch weer wonderlijk, dat Hij dat deed.’

Dat is het zeker, de Heer wist zeker, dat Vader alles in
Zijn hand heeft. Dat gaf Hem diepe rust, die van het geloof,
en daarin deed Hij al wat nodig was. Zo opent God harten,
die anders gesloten zouden blijven. Hij bepaalt ook wie, dat
bepaalt de mens gelukkig niet zelf. Het geloof is niet van al-
len in deze tijd (2 Thessalonicenzen 3:2).

‘Er is veel verwarring, Paulus spreekt van boze mensen.’

Waar het evangelie van genade, verzoening én de hemelse
roeping en positie van het lichaam van Christus wordt ge-
bracht, ontstaat tegelijk oppositie en vijandschap. Omdat
het geestelijk in gaat tegen het denken en de geest van de
mens. Daarachter zit de geest van weerspannigheid (of:
hardnekkigheid), die aangezet wordt door de tegenwerker.
Het kan heel vroom en mooi gebracht worden, maar vol te-
genstand en vijandschap zitten.

‘Vandaar zijn gebed in 2 Thessalonicenzen 3.’

Hij bidt en vraagt medegelovigen om ook te bidden voor be-
waring van de onvaste en boze mensen. Ook in deze tijd is
dit een zeer actueel gebed. Voor dat onvast staat in de grond-
tekst, dat zij geen plaats hebben. Heen en weer geslingerd
door allerlei wind van leer. God bewaart je in Zijn woord, dat
door Paulus gesproken wordt!