‘Hij, Vader, werkt het uit.’

Hij plaatste de mensen in de tuin van weelde (zo kun
je de woorden uit de tekst ook vertalen). Voor hen was
dat gewoon. We lezen niet, dat zij God dankten voor de
tuin, de weelde en al de vruchten die zij aten. Het was
voor hen vanzelfsprekend. God had de mens geschapen,
geformeerd, gemaakt tot levende ziel (Genesis 2:7).

‘Wanneer je later leest in de brieven: zij waren ziels?’

In de eerste Korintebrief wordt dat uitgelegd. De eerste
Adam werd een levende ziel, de laatste Adam een levend-
makende geest. Daar wordt nog aan toegevoegd, dat het
geestelijke niet eerst komt, maar het zielse, en daarna
het geestelijke (1 Corinthiërs 15:45,46). Ook dan wordt
gezegd, dat die eerste mensen ziels waren ingesteld.

‘Zo waren zij gemaakt door Vader.’

Dat is zo, zij waren zo. En God maakte ook de slang, die
ook toegang had tot de tuin waarin Adam en Eva waren.
Als slang kon de tegenwerker de mens misleiden. Het
woord van God was, dat zij wel de vrucht van de boom
van kennis mochten aanraken, maar niet eten. Dan zou-
den zij tot stervens toe stervend zijn. Het gebeurde toch,
omdat zij –ziels als ze waren- misleid werden.