‘De dag van de Heer komt met gerichten.’

Dat is wat de profeten gezegd hebben. Paulus
had met de Thessalonicenzen gesproken over
deze dingen, onder meer uit Daniël. Dat blijkt
uit wat hij in vers 5 schrijft:

herinneren jullie je niet, dat ik jullie, toen ik
nog bij jullie was, deze dingen zei?

‘Dat wordt weleens vergeten.’

Uit de beschrijving blijkt, dat hij over Daniël
heeft gesproken. Hij refereert aan de afval
en de mens van de wetteloosheid. In Daniël
8:9-12 staat over de kleine hoorn, dat die in
staat blijkt het voortdurende (ritueel/offer)
te verstoren en Zijn heiligdom neer te wer-
pen als plaats van aanbidding.

‘De kleine hoorn, wie is dat dan?’

Die wordt de mens van de wetteloosheid ge-
noemd. Volgens Daniël maakt hij zich groot
tegen de hemelse legermachten en tegen
de Vorst daarvan (Daniël 8:10,11). Dit komt
overeen met de omschrijving in 2 Thessalo-
nicenzen 2:4 :

die tegenstreeft en zich verheft boven alles
wat god genoemd wordt of voorwerp van
verering

Zo kun je Schrift met Schrift vergelijken, dan
wordt het duidelijk. Paulus geeft aan, dat deze
kleine hoorn eerst moet komen, voordat de
gerichten van de komst van de dag van de Heer
losbreken over de aarde.