3 januari 2017
‘We kijken naar het belangrijkste.’

Zodra de mens vergeet wat zijn plaats is, komen
vragen los die in Romeinen 9 staan. De reactie
die Paulus geeft, brengt het tot het juiste terug:
O mens, wie ben jij toch, dat jij God zou tegen-
spreken?
                  

                                                  Romeinen 9:20

Nu staat de mens weer op de plaats waar die zijn
moet. Op de grond, in onderschikking aan God
en 
Zijn woord.

‘De mens is beperkt.’

De mens is maar mens, en God is God. Dat is het
grote verschil, dat van schepsel tot Schepper:

zal ook het maaksel tegen de Maker zeggen:
waarom heeft U mij zo gemaakt?
                                                  Romeinen 9:20

Deze vraag getuigt van dwaasheid. Het maaksel
dat de goedheid, kunde en het in- en overzicht
van de Maker ter discussie stelt. Ofwel: de mens
die de goedheid, de bedoeling en liefde van God
in twijfel trekt.

‘Die mens moet zich schamen.’

Het volgende voorbeeld toont nog verder de on-
kunde en het ongeloof van de mens aan:

…of heeft de pottenbakker geen volmacht over
het leem, om uit hetzelfde kneedsel het ene in-
strument te maken tot eervol, het andere tot
alledaags te maken?
                                                  Romeinen 9:21

Zo wordt de mens op de juiste plaats gezet.
En de apostel maakt langzaamaan duidelijk, hoe
het eigenlijk zit met de geschiedenis van Farao
die Israël moest laten gaan.