17 januari 2017
‘Gods plan was dat de mens zondigde?’

Dat was noodzakelijk. God had de boom van
kennis niet in de hof kunnen plaatsen. God
had –net als later bij Abimelech- de mens af
kunnen houden van de zonde. Dat deed Hij
niet. Zelfs kreeg de nachasj, de oude slang,
toegang tot de mens. En zo verliep dat alles
volgens Gods plan.

‘De mens werd doelmisser.’

Zo moest het zijn. Opdat de mens door alles
heen –duisternis, zonde, dood, kwaad- zijn
Schepper en Redder leert kennen. Zijn licht,
Zijn gerechtigheid, Zijn genade, Zijn heerlijk-
heid, die van God zelf. Die aspecten gaat de
mens waarderen tegen donkere achtergrond.

‘Zoiets kan een schepsel niet bedenken.’

De mens wikt, God beschikt. Jahweh (IEUE)
heeft alles gemaakt voor Hem zelf, ja zelfs de
goddeloze voor de dag van kwaad (Spr.16:4).
Daar waar de volkeren te hoop lopen tegen
het volk Israël en willen heersen zegt God:

Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
Over Sion, Mijn heilige berg
             Psalm 2:6

God heeft Zijn regering allang gepland.
God heeft alle touwtjes in handen, Hem
loopt niets uit de hand.