20 maart 2017
‘Wat deed die boodschapper?’
Het woord wijst letterlijk naar: met
vuisten slaan. Hetzelfde woord staat
ook in Mattheüs 27:67 en Marcus 14:
65, dat zij de Heer Jezus met vuisten
sloegen. Dat was een onderdeel van
het lichamelijke lijden. De Heer leed
ook zwaar in de ziel en in de geest.
Hetzelfde overkwam Paulus.
‘Letterlijk geslagen?’
Dat lezen we althans in 1 Corinthiërs
4:11,12a, waar staat:
tot op dit moment lijden wij én hong-
er én dorst; én zijn wij naakt, én wor-
den wij met vuisten geslagen, én heb-
ben wij geen vaste woonplaats, én
spannen wij ons in door met onze ei-
gen handen te werken
Dit zou je niet verwachten van een
apostel die met de meest geweldige
en positieve woorden rondreisde. Je
zou denken dat hij op handen gedra-
gen wordt, dubbele eer ontvangt.
Dat kreeg hij van de Corinthiërs niet,
het lijden wel.
‘Met vuisten geslagen.’
Het evangelie is niet naar de mens.
Dat blijkt ook hier. Tegenwerker zat
en zit niet stil en zal alles in het werk
stellen het evangelie van genade te
dwarsbomen. Dat degenen die Gods
genade verkondigen, moeilijkheden
ervaren, is in dit licht logisch.
Tegenwerking in het geestelijke be-
reik, dat overkwam de apostel, met
lijden naar lichaam, ziel en geest.
Dit verminderde zijn uitzien naar de
Heer niet; hij zag steeds sterker uit
naar die ene bazuin van God met de
heerlijkheid daarna.