20 oktober 2017
‘Vleselijk-ziels-geestelijk.’

Die drie worden in 1 Corinthiërs 2 en 3
genoemd. De gelovige zou groeien tot
een geestelijk mens. Dat wil zeggen: die
zich laat bepalen door de woorden die
de geest spreekt
. Dat is Gods woord;

want door God geïnspireerd. Het gaat
om geestelijk voedsel.

‘Hoe staat de zielse daar tegenover?’

De zielse gelovige wil weten wat voor
letterlijk voedsel gegeten kan worden.
De geestelijke mens dankt God voor al-
le voedsel (1 Timotheüs 4:3,4). Strekt
zich eerder uit tot het geestelijk voed-
sel
uit Gods woord. De zielse gelovige

vindt een zangdienst genoeg. De gees-
telijke mens komt voor het Woord.

‘Door de jaren heen zie je dat.’

De zielse gelovige wil veel gezelligheid
met elkaar. De geestelijke kijkt anders;
samenkomen is altijd met Gods woord
als centraal gegeven. Dan is het goed el-
kaar te ont-moeten. De geestelijke gelo-
vige houdt zich aan het Hoofd (Kolossen-
zen 2:19); laat Hem leiden en sturen.