30 juli 2018
‘Onbesneden Abraham.’
Het door God gegeven geloof functio-
neerde al toen Abram nog in Ur van
de Chaldeeën was. Dat zegt Stefanus:
de God van de heerlijkheid verscheen
aan onze vader Abraham toen hij in
Mesopotamië was, voordat hij in Ha-
ran woonde.
Handelingen 7:2
Dat moet een ongewone ontmoeting
geweest zijn. Abram woonde in puur
heidense omgeving. Men vereerde in
Ur de maangod Sin. God riep Abram
en gaf hem tegelijkertijd geloof.
‘Dat wordt zelden zo gezegd.’
Abram maakte niet spontaan een keu-
ze voor God of zoiets. Het was heilige
geest die in hem werkte en zo had hij
een gewillig hart om op weg te gaan
naar het land dat God hem beloofde.
Alles is uit God en dat gold ook Abram
die op weg ging in geloof, dat sowieso
geen verdienste heeft. Dat geloof is
voorbeeld voor alle gelovigen.
‘Dat was Genesis 12.’
In Genesis 15 spreekt God en Abram
gelooft. Totale afwezigheid van werken,
wel een spreker en een luisteraar. Zo
werkt het in deze tijd van genade ook.
God spreekt, de gelovige luistert en
gaat met God op weg. Ook bij ons is
heilige geest de beslissende factor.
Geloof komt door horen; God opent
het oor en het hart. Dat is Zijn liefde.
We zijn gezegend!