31 juli 2018
‘De zegen is groot.’

Abram werd door God gezegend met
geloof. En een geweldige belofte in Ge-
nesis 12:1-3. In hem en in zijn zaad, het
nageslacht zullen alle geslachten van de
aardbodem gezegend worden. Zegen,
en dat voor heel de mensheid. De Zoon
van Abraham, de Heer Jezus Christus, is
het, Die garant staat voor de begunsti-
ging van de natiën.

‘Abram geloofde God.’

Niets minder dan dat, ja. De God van
de heerlijkheid verscheen aan hem in
Ur van de Chaldeeën, in Mesopotamië.
Hij was een gelovige zoals wij dat zijn.
Gewoon mens, en bezig met gewone
dagelijkse dingen. En in het hart bijzon-
dere verwachting van een grote toe-
komst met de Messias die God zond.

‘Romeinen 4 = Abraham.’

Zo kun je dat wel stellen. Het is genade
dat hij gelooft wat hem tot rechtvaar-
digheid gerekend wordt. Romeinen 4:

en hij heeft het teken van de besnijde-
nis ontvangen; een zegel van de recht-
vaardigheid van geloof toen hij onbe-
sneden was, opdat hij vader is van al-
len die geloven                     
   vers 11

Het was een teken, dat hij zelf niet kon
bewerken wat God hem in genade gaf:
rechtvaardigheid. Het geloof maakte
hem tot rechtvaardige. Hij was al recht-
vaardig toen hij zich moest besnijden.
Dat was tegelijk een zegel, dat hij al ge-
rechtvaardigd was, en zeker de zegen
zou ontvangen.