12 augustus 2018
‘Abraham onze vader.’
Ja, de vader van alle gelovigen. In dat
opzicht hebben wij -geestelijk gezien-
een vader. En dichterbij qua tijd: Pau-
lus. Zoals een Timotheüs een geliefd
kind in het geloof van hem was.
Wanneer het om geloof gaat, geldt dat
wat Abraham aangerekend werd ook
voor ons, Romeinen 4:23,24 :
nu is het niet alleen omwille van hem
geschreven dat het hem toegerekend
is, maar ook ter wille van ons, aan wie
het op het punt staat te worden toege-
rekend…
‘Het ligt niet aan ons.’
Onmogelijk om de rechtvaardiging te
bewerken. God verklaart dat Abraham
en ook wij rechtvaardig zijn. Dat kun je
niet voelen, het is een feit. Het geloof
dat God ons geeft, gelooft de feiten zo-
als die in Gods woord staan. Ook al voe-
len we anders of niets. Zo was het ook
In Abrahams en Sarahs leven. Gelet op
hun omstandigheden voelden zij niet,
dat God Zijn beloften zou vervullen.
‘Maar zij geloofden.’
Dat maakte hen tot rechtvaardigen. Niet
wat zij deden, maar wat zij geloofden.
God geloven maakt je een rechtvaardig
mens. Dat komt van Hem, Hij geeft dat
geloof aan u jou en mij:
…ons, aan wie het op het punt staat te
worden aangerekend, aan hen die gelo-
ven in Hem, Die Jezus onze Heer uit de
doden opwekt
Romeinen 4:24
God geloven, Hem betrouwbaar achten,
dát wordt aangerekend en ben je recht-
vaardig in Gods ogen. En daar gaat het
om, uiteindelijk. Wij leven als zien wij de
onzichtbare God, Die liefde is.