6 juni 2019

‘Verschil in heerlijkheid?’

De apostel verwijst in 1 Corinthiërs 15
naar de natuur. Want er waren vragen
in de gemeente over het lichaam van de
gelovige, hoe is dat straks? Hoe worden 
de doden opgewekt? En, met wat voor li-
chaam komen zij? Dit waren vragen van
uiterst kritische geesten aldaar. Paulus is
uitgebreid bezig om aan te tonen, dat do-
den wel degelijk opgewekt worden. Som-
migen beweerden dat er geen opstanding
van doden is (vers 12).

‘Absurd. Christus is opgewekt.’

Dat toont Paulus aan: de waanzin van
het ontkennen van de opstanding. Hij
noemt eerst de ooggetuigen, al diege-
nen die Hem hebben gezien en aange-
raakt ná Zijn opstanding. Kefas, de 12,
vervolgens meer dan 500 broeders te-
gelijk (vermoedelijk in Galilea), daarna
door Jakobus (Zijn broer) en nog door 
al de apostelen. Verreweg de meesten 
leefden nog toen Paulus de brief liet
noteren en verstuurde. De Corinthiërs 
hadden het kunnen checken. 

‘Ja, hoe duidelijk wil je het hebben?’

Paulus gaat door want het zit hem erg
hoog. Hij gaat argumenten aandragen,
die niet te weerleggen zijn. Dat lees je
in de woorden: indien het zo is, dat
(1 Corinthiërs 15:13,14,15,16,17,19).
Dan volgt een tussenstuk (vers 20-28),
We lezen in vers 19:

indien wij alleen een verwachting in 
Christus hebben voor dit leven, zijn wij
de meest beklagenswaardige van alle
mensen…

Hij gaat in wezen verder in vers 29:

anders, wat zullen zij doen, die dopen?
voor de doden is het absoluut, indien 
de doden niet opgewekt worden

We zien dat de apostel na vers 28 vol
vuur verder schrijft naar aanleiding van
het ontkennen van de waarheid van de
opstanding. Hij gaat dan op de vragen-
stellers in die na al die getuigen en ar-
gumenten nog doorgaan, in vers 35.