7 juni 2019

‘Met welk lichaam staan ze op?’

Dat is de vraag. Paulus illustreert zijn 
antwoord met typologie uit de natuur.
De graankorrel moet eerst in de aarde
vallen en sterven. Pas daarna komt de
nieuwe aar als type van de opstanding.
Zo is het ook met de mens, we zaaien 
een overledene in verwachting. God is
bij machte – en zal dat zeker doen – de
gestorvene op te wekken uit de dood.
En 1 Corinthiërs 15:38 zegt, dat God
een lichaam (in de opstanding) geeft
zoals Hij dat wil. 

‘Daar geeft hij al een hint.’

Vervolgens worden we gehinderd in
de vertalingen. De herziene staten-
vertaling geeft in vers 39 vier keer in
hun tekst: verschillend, dat moet zijn:
anders (van dezelfde soort). Het gaat
om vlees, in verschillende hoedanig-
heden. En in vers 40 staat:

er zijn hemelse lichamen en aardse li-
chamen; maar een verschillende heer-
lijkeid inderdaad is die van de hemelse,
echter een verschillende van de aardse

Omdat het hier gaat om een duidelijk
andere heerlijkheid gaat, staat ander-
soortig
in de tekst (door de hSV ver-
taal met: verschillend). Want het is een
tegenstelling. 

‘Paulus spreekt van hemellichamen.’

Ja, in vers 41 gaat het over zon, maan 
en sterren en hij gebruikt dus anders
(niet: andersoortig) omdat het om di-
verse hemellichamen gaat. Overigens 
zegt hij wel, dat de ene ster een grote-
re heerlijkheid (uitstraling) heeft dan 
de andere ster. Daarmee sluit Paulus 
de voorbeelden (typen) uit de natuur
af. In vers 42 stelt hij vast:

Zo is ook de opstanding van de doden.

Daarna werkt hij het verder uit in een
zeer bijzonder (uiteraard door God ge-
ïnspireerd) betoog.