11 juli 2019
‘Over wie gaat Romeinen 14?’
Onder meer over vegetariërs, lijkt het.
In elk geval zegt hij in vers 2:
de een gelooft dat alles gegeten kan
worden, de zwakke nu, eet groen(ten)
Vlees kan snel bedorven zijn, of met al-
lerlei dingen behandeld. Dus er is mis-
schien wel wat voor te zeggen om hele-
maal geen vlees meer te eten. Maar dat
is een puur praktisch gegeven. De Levie-
ten en priesters van Israël mochten het
vlees van de offerdieren eten. Dat ging
zo van generatie op generatie. We we-
ten niet of dat schadelijke effecten op
de gezondheid of vitaliteit had.
‘Vermoedelijk niet, dus.’
Als er al ziektes optraden, was dat niet
het gevolg van het vlees zelf. Als het be-
dorven was of behandeld met conserve-
rende middelen kon het ziektes veroor-
zaken. Daniël weigerde op grond van de
Thora voedsel, omdat het vlees betrof
dat aan afgoden gewijd was. Hij at zaad-
rijk voedsel. Zaden, graankorrels dragen
nieuw leven in zich, daarom zijn ze rijk
aan voedingsstoffen. Dit was voor hem
de situatie en kan geen dwingend voor-
schrift voor ons zijn.
‘Wij kunnen alles eten.’
De gelovige is ook wat dat betreft, hele-
maal vrij. Nogmaals, 1 Timotheüs 4:3-5
is duidelijk genoeg. Er zijn geen restric-
ties voor ons als gelovigen in genade. De
reden voor discussies over voedsel in de
tijd dat Paulus Romeinen schreef, was ge-
volg van de voorschriften van Handeling-
en 15:20, dat de gelovigen zich moesten
onthouden van het verstikte en van het
bloed. Later, toen het beheer van het ge-
heimenis (Efeziërs 3:9) in werking was
getreden, geldt geen enkel voorschrift op
voedselgebied meer.