‘Belangrijke aanwijzingen.’

Titus is aansprekend:

Slaven onderschikken aan
hun eigen eigenaren om in
alles welgevallig te zijn, niet
tegensprekend     Titus 2:9 

Slavernij zoals die was is heel
wat jaren terug afgeschaft. Tij-
dens Paulus’ en Titus’ dagen is
slavernij nog heel gewoon. De
slaaf was lijfeigene van de heer.

‘Dit gaat over medeleden.’

Gelovige slaven zouden het ene
doel van God weerspiegelen in
hun gedrag: onderschikking. Als
ze dat doen, eren zij het woord
van de Plaatser, God. Diens plan
wordt door de Zoon uitgevoerd.
In alles onderschikt de Zoon Zich
aan God. Bij gelegenheid treedt
Christus ook Zelf als Onderschik-
ker op. Als Koning van de koning-
en bijvoorbeeld.

‘Gods plan draait daarom.’

Daarom wordt de Zoon bij gele-
genheid God (Plaatser) genoemd
in bijvoorbeeld Hebreeën 1:8:

maar tegen de Zoon: Jouw troon,
o God, is voor de eon van de eon,
en de roede van rechtmatigheid is
de roede van Jouw koninkrijk

De Zoon wordt zo aangesproken;
dit citaat is uit Psalm 45:7. Ook in
die Psalm draait het om Christus.