geen nieuweling, opdat hij 
niet, aanmatigend, in het 
oordeel van de tegenwerker 
valt
          
1 Timotheüs 3:6

De slang misleidde Eva en
Adam door voor te spiegelen
dat zij ‘als goden’ (elohim) of
‘als God’ zouden zijn. De boom
van kennis is verleidelijk, ook
nu. Door te eten meende de
mens ‘op hoger plan’ te komen.
Daarin zit aanmatigend zijn,
dat gisteren naar voren kwam.
Het oordeel (gericht) was, dat
de mens toen niet langer bij de
boom van het leven kon.
Waar de gelovige via wijsheid
of het doen (religie) ‘hogerop’
wil komen, zal diegene Christus
niet (meer) nodig hebben. Men
leeft en werkt niet langer in Zijn
kracht. Voor(aan)staanders die
op deze weg zijn, vallen in het
gericht van de tegenwerker. Zij
brengen het woord van Christus
schade toe. God geve, dat onder
gelovigen goede voorstaanders
actief zijn.