Ja, Paulus was de apostel van de genade van God. Hij wist exact het grote verschil tussen wet en genade, tussen opgelegde regels en de liefde van God. Daarom keerde hij zich in Handelingen 14 en 15 fel tegen de judaïsten, die graag de besnijdenis wilden opleggen aan de gojim (heidenen). Zo zouden ze als het ware ingelijfd worden in het Joodse volk. Hij maakte in zijn machtige brief aan de Romeinen duidelijk, dat het niet gaat om de letterlijke besnijdenis. Nee, het gaat om dat waarvan besnijdenis een geweldig type is: de besnijdenis van het hart! (Romeinen 2:29) Het gaat erom, dat de bedekking, die bij de mens over het hart ligt, wordt weggenomen. Weggesneden. Door het woord van God, dat een tweesnijdend scherp zwaard is. Als de letterlijke besnijdenis wordt gepredikt en toegepast, blijft er een bedekking over het hart van de mensen, door de voorlezing van ‘Mozes’. Door de prediking en ontvangst in geloof van de genade van God wordt de bedekking weggenomen. Geen schaduwen meer. We zien Christus van aangezicht tot aangezicht omdat de bedekking weg is! We zien de volle heerlijkheid van Gods genade!
God geeft aan de mens in Zijn genade de volle ruimte, geen benauwdheid. Geen wijzende vinger. God houdt het consequent bij genade! Niet het zure, bijtende van het wettische. ‘Indien je je laat besnijden, zal Christus je geen nut doen’. Dat schrijft de apostel aan gelovigen! Besnijdenis staat voor het werk van mensenhanden. In feite voor alle eigen werken van de mens. Zodra je daarmee aan de slag gaat, heb je niets meer aan Christus, dan val je uit de genade! In ons leven als gelovigen gaat het om God, om Christus, Zijn kracht, Zijn leven in ons, Zijn wijsheid, Zijn leiding, Zijn genade!