‘Zeg, die boodschap van het kruis gaat wel diep he.’

Het is de kern van Paulus’ boodschap. Op een of andere manier
stoten mensen zich daaraan. Het is de afsnijding van alle eigen
vleselijke inspanningen van de mens. Het wordt treffend uitge-
beeld door de besnijdenis. Dan wordt een klein stukje vlees af-
sneden door de Mohèl (de besnijder).

‘Het gaat eigenlijk om de symboliek bij de besnijdenis?’

Natuurlijk! Het is een type van dood én opstanding! Het wijst op
de afsnijding van het oude, het vlees, de oude mens. Als teken van
het feit, dat alles wat die oude mens doet, voor God geen werkelijk
blijvend resultaat kán opleveren. Er valt geen gerechtigheid op te
bouwen. Het predikt: niet jíj maar Ík doe het!

‘Kun je daar een voorbeeld van noemen?’

Abra(ha)m. Hij moest de besnijdenis aan zichzelf en anderen uit-
voeren in Genesis 17. Toen was Izaäk nog niet geboren en hij en
Sara konden naar de mens gesproken geen kinderen meer krijgen.
Zijn eigen kracht daartoe schoot tekort. Zij waren wat dat betreft ge-
storven (dood). Als illustratie daarvan en -dieper daarachter- van
het einde van alle vlees, werd de besnijdenis ingesteld.

‘God heeft daarmee laten zien, dat het bij Abraham voortaan alleen
nog om Hem zelf ging?’

Dat is in feite de prediking van Genesis 17 en daarna in het leven van
Abraham en Saraï. Jahweh zei tegen Abram in 17:1 :

Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de HEER aan
Abram en zei tegen hem: Ik ben God, de Almachtige!
Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht.

Let op, dat Jahweh éérst zegt, dat Hij God, de almachtige is, dat is:
El-Sjaddai, God, de algenoegzame. Treffend genoeg. Dat wil zoveel zeggen
dat Hij voldoende is, dat Hij voorziet in alles.
Daarna zegt Hij: ‘wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht’. Dus die
hele wandel van Abram staat onder dit wat God van zichzelf zegt! Híj doet
het! En dan krijg je in Genesis 17 de besnijdenis, als teken daarvan. Niet
jij, Abram, maar Ík doe het, Ík ben de algenoegzame!

‘Dus Jahweh wilde dat eerst tegen hem zeggen?’

Je kunt zeker stellen, dat Abram de rest van zijn levenswandel met díe
openbaring van God in zijn hart leefde. De eigen inspanningen leverden
Ismaël op, verwekt bij Hagar, de Egyptische slavin. Abram moest verlost
worden van de slavernij en vandaar: besnijdenis. Pas ná die besnijdenis
werd Izaäk geboren! De zoon van de vrije! Het was een geschenk: genade!