‘En Hij heeft u, die eertijds vervreemd waart en vijanden door het
verstand in de boze werken, nu ook verzoend in het lichaam van
Zijn vlees, door de dood.’ Kolossenzen 1:21
Nu bestaat er zeker onder de gelovigen geen verschil van mening
over de omvang, de uitgebreidheid en de diepte, over de onbegrensde
kracht en volkomenheid van deze, door de dood van Christus bewerkte
verzoening. Wie het heerlijke geheimenis van Golgotha heeft verstaan,
voor die spreekt het voor zich, dat deze verzoening in geen enkel op-
zicht begrensd of beperkt is. Wij weten, dat wij zo volledig mogelijk ver-
zoend zijn, zodat er aan de verzoening niet het geringste ontbreekt.
En we zijn er stellig van overtuigd, dat van onze kant niets -volstrekt
niets- is gebeurd, en niets hoefde te gebeuren om deze verzoening geldig
te maken.
Want het is reeds lang geleden gebeurd aan het vloekhout van het kruis,
vóór wij geboren waren, vóór wij gezondigd hadden.
Uit: ‘Het evangelie Gods’ – professor E.F. Ströter, blz .27 (Nederlandse uitgave)