‘He, gisteren had jij het over de idee van de onsterfelijke ziel. Kun je dat wat uitleggen, want ik snapte dat niet zo goed. Ik heb altijd geleerd, dat je, als je sterft, ergens anders verder leeft. En veel mensen om mij heen geloven in reïncarnatie, dat je als iets anders weer terugkomt op aarde, bijvoorbeeld als een ander mens of zelfs als een dier.’
De Bijbel zegt eenvoudig, dat dood is wat het is: dood. Wat jij net aan voorbeelden noemde, zijn in feite andere vormen van leven, van voortbestaan ná het moment van doodgaan. De hele leer van de onsterfelijkheid van de ziel is via de Griekse filosoof Plato de christenheid binnengedrongen.
Daarom denken heel veel gelovige mensen, dat als zij sterven, zij daarna direct bij de Heer zijn. En de ongelovigen lijden dan pijn in de vlammen of iets dergelijks. Maar als je daarop doorvraagt, weet men vaak niet precies waar het allemaal vandaan komt. Maar die leer van de onsterfelijkheid van de ziel heeft al veel oudere wortels dan de filosoof Plato. Het kwam namelijk in de hof van Eden (weelde, luxe) al naar voren. God had tegen de mens gezegd, dat zij ‘tot stervens toe stervend’ zouden zijn, als zij van de boom van kennis van goed en kwaad aten. De slang misleidde de vrouw en ontkende glashard Gods woord. De slang zei: ‘jullie zullen niet tot stervens toe stervend zijn’. Met andere woorden, de slang ontkende wat God gezegd had en beweerde dat zij altijd zouden voortbestaan. Deze slang werd door de tegen-stander gebruikt om de vrouw te misleiden. Een slang heeft –veelbetekenend- een gespleten tong.
De woorden, die van de tegenstander komen, zijn per definitie misleidend. …’wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar en de vader ervan’ (Johannes 8:44).
Het voortleven ná de dood is een leugen, een ontkenning van Gods woord.
‘Oke, het begint al wat duidelijker te worden, maar ik heb heel wat vragen, want ik vind niet alle teksten in de Bijbel duidelijk. Soms lijkt het net, alsof er wel voortleven na de dood is’.
In elk geval is er leven in de opstanding, gegarandeerd. Paulus is daarover glashelder in Korintiërs 15, het magnifieke hoofdstuk vol leven, verwachting en heerlijkheid!