‘Lijkt het niet wat overspannen, als we zo steeds over deze tijd spreken
met alles wat daarin gebeurt in het Midden-Oosten?’

Het is de bijbelse verwachting die wij als leden van Zijn lichaam hebben
en zeker koesteren, dat de wegrukking van het lichaam van Christus
niet lang meer op zich zal laten wachten. Geen ontsnappingsroute die
wij als een wenselijke gedachte hebben. Het is het woord van de Heer,
dat Paulus aan de gelovigen per brief eerst bekendmaakte. Iets nieuws.
Ongehoord daarvoor, hoewel de apostel in de plaats Thessaloniki eer-
der korte tijd had geëvangeliseerd en er een gemeente ontstond.

‘We lezen in 1 Tessalonicenzen 4:13-18 de eerste keer dat Paulus dit
uitsprak?’

In feite kan dat niet anders, want zou de apostel er eerder mondeling
over gesproken hebben, dan zouden er niet zoveel vragen uit die ge-
meente gekomen zijn – over juist dit onderwerp. Zij zaten ermee, dat
er al mensen in hun midden overleden waren. Wat zou er met hen ge-
beuren? Hoogstens wisten de Thessalonicenzen, dat de Heer terug
zou keren voor Israël en Zijn voeten zetten op de Olijfberg. Maar zij
waren gelovigen uit de heidenen. Zouden zij ook pas op de jongste dag
opstaan, net als alle anderen?

‘Dat besef je eigenlijk niet he, dat die Thessalonicenzen voordat de eerste
brief aan hen geschreven werd, niets wisten van de wegrukking van de
gemeente.’

Daarom leefden er ook zoveel vragen bij hen, waar zij onrustig van werden.
De Heer geeft door Paulus dan die uiterst troostvolle woorden van dat vierde
hoofdstuk aan de Thessalonicenzen. En aan ons! Paulus zegt dat in een woord
van de Heer. De gelovigen daar dachten waarschijnlijk, dat de gelovigen die
leven als de Heer terugkeert, eerder dan de al overleden gelovigen Hem op
een of andere manier zouden ontmoeten. Het troostende en bemoedigende
antwoord van vers 15 is, dat wij, als wij in leven zijn bij de aanwezigheid van
de Heer (als Hij terugkeert uit de hemel), wij niet vóór de al overleden gelovigen
Hem zullen ontmoeten!

‘Oke, maar waar is dan die ontmoeting? Op aarde? En waar dan?’

Daarover morgen meer!