‘Die hemelse roeping, hadden de gelovigen uit Israël daar ook deel aan?’

In de tijd, dat Paulus predikte, waren er uit de Hebreeën, die Paulus’
prediking hoorden, dat geloofden en zo deel kregen aan het gezamen-
lijk-lichaam. Bedenk, dat Paulus zelf ook een Hebreeër uit de Hebreeën
was (Filippenzen 3:5). Zij worden in Hebreeën 3:1 aangesproken als zij,
die deel hebben aan de hemelse roeping. Ook daar wordt hetzelfde be-
grip in het Grieks (epouranion) gebruikt als in Efeziërs 1:3, 20; 2:6; 3:10
en 6:12.

‘Paulus had zelf deel aan het hemels koninkrijk?’

Jawel, dat zegt hij in 2 Timotheüs 4:18. Ook daar gebruikt hij het Griekse
begrip wat ik daarnet noemde. Daarmee bedoelt hij dus niet het konin-
krijk dat uit de hemelen op de aarde komt.
De uitdrukking ‘koninkrijk
van de hemelen’ komt alleen in Mattheüs voor. Daarmee sluit Mattheüs
precies aan bij Daniël 2:44 onder andere, waarin Daniël aangeeft, dat de
God van de hemelen een koninkrijk zal oprichten, dat gedurende de eo-
nen niet meer te gronde zal gaan.

‘Waarom hoor je deze dingen niet in de kerken van vandaag?’

Omdat men al in een zeer vroeg stadium van Paulus werd afgekeerd. Slechts
weinigen bleven hem en vooral zijn boodschap volgen. Velen gingen zich
richten op de aarde en het verdere gevolg werd merkbaar, de kerk ging zich
zien als het geestelijk Israël. Daardoor kon het niet uitblijven dat de kerk
zich in de plaats van Israël ging stellen. Het volk was definitief verworpen
door God, dacht de kerk. Maar dan had men Romeinen 9-11 niet goed bestu-
deerd. Daar staat in dat God Zijn volk niet verstoten heeft.

‘Men heeft dus Paulus al snel verlaten met alle gevolgen die dat had.’

Daarom is het een grote verwarring op alle enigszins belangrijke punten
van de heilige Schrift. Ook de eeuwige verlorenheid van de ongelovigen is
zo’n punt waarin de kerk de Schrift heeft losgelaten. De leer van de eeuwige
pijn of de eeuwige hellestraf staat niet in de Schrift. Het heeft geleid tot heel
veel angst, pijn, psychische problemen et cetera.

‘Ik ben ontzettend blij, dat dat uit mijn denken is verdwenen.’

De tegenwerker is er daardoor in geslaagd een schaduw op Gods heerlijkheid
te werpen, en het evangelie van genade om te draaien in een evangelie van
werken. Soms mooi verkapt en verpakt in prachtige bewoordingen, maar het
is zuurdesem, gist. Daarom is deze tijd zo bijzonder, dat de werkelijke bood-
schap van de Schrift op tafel komt. God ís de Redder van alle mensen, en Zijn
verzoeningswerk strekt zich uit over heel de schepping!