‘Paulus bracht dus een compleet goed nieuws?’

Waar tot en met. Het was genade van a tot z wat hij bracht. Echt een vol
evangelie.En dat uitte zich in ontvangst van dat evangelie door de mensen,
die dat daarna weer doorvertelden aan anderen. Zie bijvoorbeeld de Thessa-
lonicenzen. Er was toen en ook nu een groot verschil met het christendom
zoals dat later zou ontstaan: binnen dat latere christendom werd het doen
van werken een opdracht, een moeten, met de angst en dwang er achter, dat
als ze niet genoeg hun best deden, zij (voor eeuwig) verloren zouden gaan.

‘Dat is het geweldige van het evangelie van Paulus: het is geen dwang meer,
geen vroom moeten, maar vanuit de rust in Hem werken.’

De Heer vraagt niet het onmogelijke van ons. Hij kent ons door en door en
gebruikt ons met onze zwakheden en bekwaamheden, die Hij geeft. En uit-
eindelijk is Hij het, die het bepaalt. Gelukkig wel. Als mensen dat zouden doen,
dan zou je binnen de kortste keren overspannen werken en bezig zijn om het

bezig zijn. Dat leidt al heel snel tot menselijke werken en die tellen niet. Voor
God in elk geval niet. Want: het blijft Zijn genade!

‘Zo is het. Hij legt niets op.’

God weet wie wij zijn en als wij door allerlei omstandigheden niet in staat
mee te draaien in allerlei werk in de gemeente, maakt dat ons niet minder
dan de anderen die wel meedraaien. Velen hebben door hun omstandigheden
het al moeilijk genoeg en kunnen gehinderd worden door allerlei zaken, die
anderen niet weten. Dat zou ons voorzichtig moeten maken in onze mening
over anderen. Als zij door Gods genade misschien -geestelijk gezien- net het
hoofd boven water kunnen houden, dan is dat Zijn zaak.

‘Daar houdt men soms in uitspraken maar nauwelijks rekening mee, denk ik
weleens.’

Ja, sommige gelovigen oordelen soms kei- en keihard over andere gelovigen die
in hun ogen te weinig of niets doen. Dat die misschien maar net door Gods genade
staande kunnen blijven in hun soms chaotische of moeilijke omstandigheden
is dan niet bekend. Wat weten wij eigenlijk van de ander? Laten we dan bidden
voor die ander, voor elkaar! Hij zal dat geven wat nodig is (Filippenzen 4:5)!