‘Die broeder Knoch moet zich ook wel eenzaam gevoeld hebben.’

Er waren wel broeders die hem bijstonden en hielpen. In zijn eentje had
hij dit enorme vertaalwerk en al die studies die hij schreef, nooit kunnen
volbrengen. Daarnaast bleek ook zijn tweede vrouw (hij was jarenlang
weduwnaar) Sigrid von Kanitz een geweldige steun en toeverlaat. Het
was een enorm werk wat hij heeft mogen doen. Echt het werk van de Heer
dat voor hem klaargelegd was.

‘Mooi, en een voorbeeld voor ons!’

Absoluut. De pijnlijke nauwgezetheid waarmee hij te werk ging en alles
drie keer checkte en nakeek voordat het definitief werd opgenomen in de
vertaling, het was een waar monnikenwerk. En dan de diepgaande studies
waarmee hij de ene geweldige waarheid na de andere op tafel mocht leggen,
want het was Gods genade en dat alleen, en hij wist het.

‘Mooi he, dat grote werk door zo’n kleine en onbetekenende broeder in het oog
van de (kerkelijke en evangelische) wereld.’

God gebruikt juist het onedele, het verachte, wat niet in tel is in de wereld, om
wat wel iets is (of meent te zijn) in de wereld te beschamen. Broeder Knoch is
altijd vrij gebleven van in dienst zijn van grote instituten, want dan had hij al
die waarheden nooit zo op tafel kunnen leggen. De studies over het beheer van
het geheimenis zijn zo uniek, niemand heeft ooit zoiets kunnen neerleggen op
die manier.

‘Wacht even, het beheer van het geheimenis is deze tegenwoordige tijd waarin
wij nu leven?’

Men noemt het ook wel de bedeling van de verborgenheid; het gaat dan om een
periode die niet in Tenach was aangekondigd door de profeten. Later, als je weet
hoe het zit, kun je dat wel in speciale geschiedenissen in typologie terugvinden.
Maar het was een periode in Gods heilshandelen die verborgen was en dat werd
door de apostel Paulus onthuld in zijn brieven. Hij kreeg daarvoor de gelegen-
heid in gevangenschap in Rome. Daar was hij zelf verborgen, in gevangenschap,
en 2 jaar (type van de huidige 2000 jaar die nagenoeg voorbij zijn) in zijn eigen
gehuurde woning.

‘Dus Knoch heeft uniek en uitvoerig over deze speciale tijd geschreven?’

Hij bracht daarvan de feiten van de Schriften naar voren. Hij wordt verguisd
als was hij een ultra-dispensationalist, maar dat was hij uitdrukkelijk niet.
Anderen past dat predikaat veel beter, zoals C.H. Welch. Die gaat een stap te
ver in zijn uitleg van de periodes van beheer, en hij bestreed Knoch fel als het
gaat om de verzoening. Maar Knoch had het beter en scherper mogen zien van
de Heer en beleed vrijuit wat de Schrift zegt: God ís de Redder van alle mensen,
inzonderheid van de gelovigen!