30 december 2009

Adam krijgt van God (Genesis 2:19,20) de dieren te zien en geeft ze namen; hij had dus kennelijk ook vermogen om de dieren een passende naam te geven. Merk op, dat dit gebeurt voordat hij zondigt. Wat ontbrak, was een die bij Adam paste. Later maakt God uit Adam de vrouw (Genesis 2:21,22).
Na de zonde lezen wij, dat God een serie gevolgen aangeeft, zowel naar de vrouw (Genesis 3:15,16) als naar Adam (Genesis 3:17-19).
Dan lezen wij in 3:20, dat Adam bij zijn vrouw doet, wat hij ook bij de dieren eerder deed: een passende naam geven. Sommigen lezen hierin, dat dit een uiting is van het onderdrukken van de vrouw door Adam, als gevolg van de zonde, met verwijzing naar (3:16). Men interpreteert het naamgeven dan in feite als negatief. Als je leest welke naam Adam aan de vrouw gaf, dan kun je dat mogelijk ook als iets positiefs zien.
Hij noemde haar Eva, dat is afgeleid van ‘verklaren, spreken’ én van ‘leven’.
Gods spreken is per definitie geest en leven, dus in haar naam zit een verwijzing naar de woorden, verklaring van God. Tevens verwijst het naar het leven; er staat ook bij dat zij de moeder van alle levenden is. Al met al een uiterst passende naam, door Adam met veel respect gekozen. Zonder Eva geen leven, geen nakomelingen, geen vervulling van Genesis 1:28 mogelijk! Al met al is ‘Eva’ in feite een erenaam!
Dat zij als gevolg van de zonde kinderen met veel pijn en moeite zou voortbrengen, is een gegeven, dat God bepaald heeft. Dat is nog steeds zo, het is altijd een hele bevalling, als een kindje op de wereld komt.
Naast het feit, dat je de geboorte van een kind als een wonder ervaart, is het ook een prachtige uitbeelding van hoe God een nieuwe schepping tot stand brengt!
Wij verwachten met Petrus een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; het is een kwestie van tijd, maar dat komt! Fantastisch, dat wij als leden van het lichaam van Christus in Hem al een nieuwe schepping zijn en horen bij de nieuwe mensheid!

29 december 2009

In Genesis 1:24-31 lezen wij wat er van de zesde dag verteld wordt. De mens geschapen! Op de zesde dag verschijnt de mens. Openbaring 13 zegt ons, dat 6 het getal van de mens is, daar wordt over het toppunt van de mens zonder God gesproken, vandaar een vermenigvuldiging van 6: 666.
We hebben gisteren gezien, dat Adam een type van Christus is. De mens komt op het toneel vlak voor de 7e dag. Dat verwijst naar het verschijnen van de Heer Jezus Christus vlak voor het aanbreken van de 7e dag. De 7e dag van Genesis 2:1-3 verwijst profetisch naar de grote sjabbat, het 1000 jarig rijk, waarin de Heer Israël als bruid zal werven; in Hosea 2:18,19 staat drie keer het woord voor ‘verloven’ (werven) (Hebreeuws: Arasj). Als tijdsaanduiding staat er bij: ‘l-olam’; tot in, of: naar de eon. Dat lijkt erop te wijzen, dat het 1000-jarig rijk de verlovingstijd van JHWH en Israël is. En mogelijk pas in de nieuwe aarde de bruiloft, want het nieuwe Jeruzalem daalt neer op aarde en is als een bruid, die voor haar man versierd is.
In elk geval zullen Israël en de volkeren tot rust (sjabbat) komen in die 1000 jaren en ophouden met hun eigen werken. De Heer zelf zal hen onderwijzen (Torah) en zij zullen gezegend worden. Wat een tijd zal dat zijn!
Wij zitten heel dicht bij het einde van de twee dagen van Hosea 6:1-3, de derde dag, de opstandingsdag, als Israël wedergeboren zal zijn, zit eraan te komen!
Heft uw hoofden op, want uw verlossing, de Heer Jezus Christus, komt!

28 december 2009

In Romeinen 5:14 schrijft Paulus, dat Adam een type (Grieks: tupos) is, van Hem, die komen zou. Hij zet in het gedeelte Adam en Christus als vergelijking bij elkaar. Als je met de blik van Romeinen 5 Genesis leest, kijk je er anders naar. Dat heeft niets te maken met achteraf er iets in leggen, maar je maakt dankbaar gebruik van Paulus’ (door God geïnspireerde) uitleg! Het zat er altijd al in, alleen was het verborgen aanwezig in de tekst van de Torah!
In Adam was in feite het hele mensengeslacht vertegenwoordigd, zegt Paulus.
En in Christus als de laatste Adam geldt in feite hetzelfde. De vergelijking gaat in verschillende niveaus op.
Adam en Eva waren bedoeld om de aarde te onderwerpen, de situatie was allerminst volmaakt! Door de zonde van het mensenpaar, die door Paulus in Romeinen 5 aan Adam als verantwoordelijke wordt toegeschreven, is er van die onderwerping van de aarde in feite nog niet echt veel terechtgekomen. De mensen zijn elkaar onderling gaan bestrijden en onderwerpen in plaats van de aarde.
Het wachten was dan ook een 4000 jaar op degene van wie Adam een type was: Christus! Hij kwam als mens, als de laatste Adam, en werd verworpen en gedood aan het kruis door mensenhanden. Alleen: God wekte Hem op! En daarmee kon de roeping van de gemeente, het lichaam van Christus gaan plaatsvinden!
Net zoals op Adam een diepe slaap viel en God de vrouw uit hem schiep, zo viel op de Zoon een diepe (doods)slaap, zodat God uit Hem de gemeente kon voortbrengen!

27 december 2009

In Genesis 5:1 staat, dat Elohim Adam schiep in Zijn gelijkenis
(Hebreeuws: dmuth).
Hier gebruikt de Schrift hetzelfde voorzetsel B (Beth) als in Genesis 1:27, waar twee keer gezegd wordt, dat de mens (Adam) in Zijn beeld (Hebreeuws: tzelem) geschapen werd.
Dit drukt een diepe waarheid uit, die de mens pas kon verstaan nadat de laatste Adam op het wereldtoneel verscheen: de Heer Jezus Christus. Hij is Gods beeld en gelijkenis! Aangezien alles in die Zoon geschapen is (Kolossenzen 1:16), drukt Genesis 1:27 en 5:1 de diepe waarheid uit, dat Elohim (God) de mens in Zijn beeld, dat is Jezus Christus, schiep!
Genesis 5:3 zegt, dat Seth het beeld en de gelijkenis van Adam droeg.
Zo draagt de mens na Adam het beeld en de gelijkenis van Adam, niet van God.
Paulus laat (in Romeinen 8:29) zien, dat wij omgevormd worden naar het beeld van de Zoon. Dat betekent, dat er eerst een proces plaats moet vinden, voordat een mens echt op de Zoon lijkt. De geest van het zoonschap werkt in ons als gelovigen, zodat vreugde, liefde, vrede, geduld en zo voorts zichtbaar worden!
Pas na de verlossing (vrijkoping) van ons lichaam (Romeinen 8:23) worden wij echt gelijkvormig aan het beeld van de Zoon. Dan gaan wij net zoveel licht uitstralen als Hij dat nu al doet. Geestelijk licht kunnen wij nu al verspreiden; het goede nieuws van de grote God, die alle mensen redt is ons visitekaartje!

26 december 2009

In Genesis 1:28 staat, dat de mens vruchtbaar zou zijn en zich moest vermenigvuldigen om zo de aarde te vullen. Daarbij wordt óók gezegd, dat de mens de aarde moet onderwerpen. Het Hebreeuwse ‘kabash’ kun je vertalen met ‘onderwerpen’; dit geven de meeste Nederlandse vertalingen.
Iets verderop (1:31) staat, dat alles ‘zeer goed’ was. Dat vermeldt Genesis 1 alleen in vers 31. Was het daarmee een volkomen, een volmaakte situatie? Nee.
Daarbij is het goed om op te merken, dat de vertaling de laatste woorden van Genesis 2:3 niet optimaal is in bijvoorbeeld de NBG ’51. Daar staat voor de laatste twee woorden vertaald: ‘….scheppende tot stand had gebracht….’, terwijl de Staten-vertaling meer zegt: ‘ …..geschapen had om te volmaken…..’. Hier vertalen zij de richtinggevende Hebreeuwse letter lamed met: ‘om te’.
Hoewel het alles ‘zeer goed’ was, was het zeker niet ‘af’ of ‘volmaakt’. Dit blijkt ook uit dat wat de mens onder andere te doen krijgt: het ‘onderwerpen’ van de aarde.
We staan hier nog maar aan het begin van Gods weg met de mens. Deze mens was goed geschapen en zou beantwoorden aan het doel waarvoor God de mens schiep.
Is die mens ‘de kroon op de schepping’, zoals de NBG-vertalers als titel boven Psalm 8 hebben gezet? Nou, nee. Hebreeën 2 zet helder uiteen, dat Psalm 8 verwijst naar de zoon van Adam, Christus. Hij is de ware kroon op de schepping, de ware koning van alle volkeren. Hij zal het werk doen, waar de mensheid door de zonde in faalde. Maar toch was het ‘zeer goed’  in Genesis 1. Het was precies zoals God wilde dat het zou zijn! Hij had het zondigen van de mens al gezien en meer nog: Hij wilde ten diepste dat het zo zou gaan. Opdat de schepping de onpeilbaar diepe liefde in het hart van God zou leren kennen. Door het werk van…ja…de laatste Adam!