In Genesis 5:1 staat, dat Elohim Adam schiep in Zijn gelijkenis
(Hebreeuws: dmuth).
Hier gebruikt de Schrift hetzelfde voorzetsel B (Beth) als in Genesis 1:27, waar twee keer gezegd wordt, dat de mens (Adam) in Zijn beeld (Hebreeuws: tzelem) geschapen werd.
Dit drukt een diepe waarheid uit, die de mens pas kon verstaan nadat de laatste Adam op het wereldtoneel verscheen: de Heer Jezus Christus. Hij is Gods beeld en gelijkenis! Aangezien alles in die Zoon geschapen is (Kolossenzen 1:16), drukt Genesis 1:27 en 5:1 de diepe waarheid uit, dat Elohim (God) de mens in Zijn beeld, dat is Jezus Christus, schiep!
Genesis 5:3 zegt, dat Seth het beeld en de gelijkenis van Adam droeg.
Zo draagt de mens na Adam het beeld en de gelijkenis van Adam, niet van God.
Paulus laat (in Romeinen 8:29) zien, dat wij omgevormd worden naar het beeld van de Zoon. Dat betekent, dat er eerst een proces plaats moet vinden, voordat een mens echt op de Zoon lijkt. De geest van het zoonschap werkt in ons als gelovigen, zodat vreugde, liefde, vrede, geduld en zo voorts zichtbaar worden!
Pas na de verlossing (vrijkoping) van ons lichaam (Romeinen 8:23) worden wij echt gelijkvormig aan het beeld van de Zoon. Dan gaan wij net zoveel licht uitstralen als Hij dat nu al doet. Geestelijk licht kunnen wij nu al verspreiden; het goede nieuws van de grote God, die alle mensen redt is ons visitekaartje!