Opmerkelijk

‘God zei: ‘Ik ben El-Sjaddai (de Algenoegzame), wandel voor Mij
en word vlekkeloos’ (Genesis 17:1). Abram, zijn naam was nu
Abraham, en hij werd tot de vader van alle gelovigen. Merk op
wat Romeinen 4:16-22 zegt:

“Daarom is het uit het geloof, opdat het zou zijn naar genade, met
als doel dat de belofte zeker zou zijn voor het hele nageslacht,
niet voor dat wat uit de wet alleen is, maar ook voor dat wat uit
het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen,

zoals geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken
gemaakt. Dit was hij tegenover Hem in Wie hij geloofd heeft,
namelijk God, Die de doden levend maakt, en de dingen die niet
zijn, roept alsof zij zijn.

En hij heeft tegen alles in gehoopt en geloofd dat hij een vader
van vele volken zou worden, overeenkomstig wat gezegd was:
Zo zal uw nageslacht zijn.
En niet verzwakt in het geloof, heeft
hij er niet op gelet dat zijn eigen lichaam reeds verstorven was –
hij was ongeveer honderd jaar oud – en dat ook de moeder-
schoot van Sara verstorven was.

En hij heeft aan de belofte van God niet getwijfeld door ongeloof,
maar werd gesterkt in het geloof, terwijl hij God de eer gaf.

Hij was er ten volle van overtuigd dat God ook machtig was te
doen wat beloofd was.

Daarom ook is het hem tot gerechtigheid gerekend.”

Abraham, de vader van alle gelovigen! Wat een wonderlijke titel!
In een wereld vol afgoderij komt Abraham naar voren als degene
die gelooft. Maar deze titel betekent meer. Abel, Henoch, Noach;
zij geloofden God en worden in Hebreeën 11 vóór Abraham genoemd.
Waarom is niet een van deze de vader van alle gelovigen?
Omdat God zich niet aan hen openbaarde als El-Sjaddai,
de Algenoegzame!’

Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex, UR LXIV, blz. 67,68

Woord vandaag

‘Zeg, dat hemels burgerschap, is dat niet ontzettend moeilijk om
daarmee op aarde te leven?’

Je hebt een heel andere kijk op de dingen. Je gezindheid is anders. Je
bent je bewust van het feit, dat je in de diepste zin er niet meer bij hoort.
Nu is het echter nog dienen wat de klok slaat. Regeren met Hem komt
later aan de orde. Niet op aarde, want dat zal Israël met Jezus Christus
samen doen. Over de volkeren.

‘En wij dus in de hemelen over de hemelse machten en krachten?’

Jawel, en dan samen met, oftewel onder leiding van Hem. Hij, Christus
Jezus, is het hoofd. Het hoofd van een mens bestuurt het hele lichaam.
Zo leidt en bestuurt Hij nu dat deel van het lichaam wat nu leeft. Straks
in volheid, als alle in Christus gestorven gelovigen opgewekt en levend-
gemaakt zullen zijn en gezamenlijk met allen die leven bij de bazuin van
God weggerukt (met kracht weggenomen) zijn van de aarde. Zij hebben
allen Hem ontmoet in de lucht en nadat al het hooi, stro en hout verbrand
is bij de bema (erepodium, NBG foutief: rechterstoel), worden zij allen
door Hem ingezet.

‘Wat een uitzicht hebben wij toch. Geweldig!’

Het is inderdaad bijna niet te vatten, wat een groots werk wij mogen zijn
voor Hem, en Hij zal door ons Zijn genade in mildheid tonen aan al die
hemelingen. Wij worden erop uitgestuurd om aan hen Gods liefde in
Christus Jezus (waar niets ons van kan scheiden) bekend te maken. En dat
niet alleen, wij worden ingezet om al die hemelingen de knieën te doen
buigen voor Hem!

‘Ja, volgens Filippenzen gaat het daar op uitlopen.’

Alle tong zal belijden, en dat van harte, dat Jezus Christus Heer is. Dat is
ontegenzeglijk wat Paulus daar heeft genoteerd onder leiding van God, door
Zijn geest. Ieder die dat ontkent, zit naast de waarheid. Het is tot verheerlij-
king van God, de Vader. Wij zijn nu al tot lofprijs van Zijn heerlijkheid en
tot lofprijs van de heerlijkheid van Zijn genade. Wat een toekomst en wat
een heerlijkheid voor de gemeente die Zijn lichaam is!

‘Geweldig, je komt er elke dag weer een stapje dichterbij.’

Degenen die denken: ‘het zal mijn  tijd wel duren’ zitten er vreselijk naast. Dat
kon nog wel eens heel anders uitpakken dan zij denken. De belofte van Zijn
terugkeer is net zo vast als die van het knieën buigen van alle schepselen en het
belijden met de tong dat Hij Heer is. Wat een genade dat wij dat nu al belijden.
Het is een machtige toekomst, ver boven al ons bidden en denken uit.

Woord vandaag

‘Paulus is wel duidelijk, alleen moet je dat wel zien.’

Het is dan ook niet voor niets, dat hij in Efeziërs 1:16-20 bidt om de geest
van wijsheid en onthulling in erkenning van Hem. Die speciale toedeling
van Zijn geest is nodig om de grootste geheimenissen te kunnen verstaan
met je hart, zodat het een deel van je wordt. Het Efeze-geheimenis is wel
heel bijzonder. Als het in Efeziërs alleen zou gaan om aansluiting van de
heidenen (gojim) bij de Messiaanse gelovigen uit Israël, dan ben je niet ver-
der dan hooguit Handelingen.

‘Dan had Efeziërs niet geschreven hoeven worden?’

Nee, want het was ook al in de profeten aangekondigd. Bovendien hadden de
beloften aan Abram ook al zo’n inhoud. En in de Thora staat, dat de vreem-
deling binnen de poorten van Israël gewoon deel kon hebben aan de feesten
van Jahweh die Israël moest vieren. En daarmee was men in feite deel gewor-
den van de ekklesia die Israël was. Van een afstandje bekeken had Saulus dan
niet geroepen hoeven worden. Want, zoals sommigen opperen, in het Joodse
eenheidsdenken zat het universalisme al besloten.

‘Het ligt allemaal wel bepaald anders?’

Saulus werd geroepen tot een uniek apostelschap en dus een unieke bediening.
Hij was geroepen om het begin van het lichaam van Christus te bepalen en
daartoe te roepen. Zijn evangelie is uniek. Vandaar dat hij diverse keren spreekt
van ‘mijn evangelie’ en ‘ons evangelie’. En denk erom, dat het dan om een ander
evangelie gaat, dan dat door de twaalf apostelen werd gebracht!

‘Wat is de kern van het paulinische evangelie?’

Christus Jezus. Hij is de kern. Het wordt dan ook het evangelie van de heerlijk-
heid van Christus genoemd. En het evangelie van de gelukkige God. Het  is
doordrenkt met genade. Vooral dat laatste blijkt het moeilijkst voor heel veel
gelovigen te zijn. Een christelijk mens begrijpt daar doorgaans niet zoveel van.
Helaas zijn er nogal wat evangelische gelovigen, die de diepte van Gods genade
niet doorgronden. Meestal blijkt men in de kern nog zelf iets te willen toevoe-
gen. Soms komt men daar pas na heel wat jaren achter.

‘Valt daar ook de hemelse roeping onder?’

Nou en of! Als Paulus het daar over heeft, spreekt hij van de de overstromende
rijkdom van Gods genade in Efeziërs 2. Een hemelse roeping, niet op aarde,
maar wat het woord al zegt: in de hemelen en dus te midden van de hemelse
machten en krachten. En zelfs in en met Hem een plaats boven of hoger dan de
hemelingen. Wij zijn zó verbonden met het Hoofd. Een eenheid met Hem.
Gelukkig hoeven wij de eenheid van het lichaam van Christus niet tot stand te
brengen of te maken! En ook dat is genade, door Zijn  inspanningen!

Woord vandaag

‘Hoezo? Alles verbrandt?’

Er staat in 1 Corinthiërs 3:10-17 te lezen, dat de werken die de vuurproef niet
kunnen doorstaan, hout hooi en stro, bij de bema zullen verbranden. Alle
werken die naar het vlees waren, hoe mooi en vroom ze ook waren, als het
niet het werk van de Heer was, dan verbrandt het. En de gelovigen zullen er
blij om zijn, want wat echt is en waarde heeft zal het vuur kunnen doorstaan.

‘Maar, hoe kun je dan weten welk werk nuttig is en door het vuur komt?’

Als het werk echt tot opbouw van de gemeente, het lichaam van Christus is,
zal het blijven bestaan. Als er in overeenstemming met de regels gestreden
is, zal het standhouden. Als er echter gewerkt is met de waarheid die niet voor
vandaag, maar voor een andere tijd gold, zal dat de toets niet kunnen door-
staan. Daar waar de Thora gelegd wordt op mensen die al onder de genade van
God leven, is het geen werk dat opbouw van het lichaam van Christus is.

‘Men plaatst dan heidenen onder het oude verbond van de letter dat alleen
destijds op Israël gelegd was.’

Daarom is Paulus uiterst fel in Galaten. Hij verbindt zelfs het begripboze aion’
met de inhoud van de Galatenbrief. Dat is nogal wat. Paulus stelt dan ook zon-

der er verder doekjes om te winden, dat de gelovige nu onder genade leeft en
niet onder de Thora. Liefde is immers het complement van de Thora. Het heeft
dan ook geen enkele zin de tien woorden (Exodus 20) elke zondag voor te hou-
den aan een kerk vol mensen. Dat is geen God welgevallig werk.

‘Nou nou nou, dat is nogal wat.’

Het kan mooi en vroom klinken, maar het heeft geen enkele zin dat voor te
houden
. Want dat kan op geen enkele manier de Thora houden. Het leidt tot
frustratie, wanhoop en teleurstelling, nog afgezien van de vrome kramp
waarin men dan terechtkomt. Het zijn lege werken die door het vlees gepro-
beerd worden, maar het leidt tot niets, behalve de uitroep: ‘ik, ellendig
mens!’ Het antwoord staat er overigens in Romeinen 7:24 en 25 gewoon bij:
Genade doet het!

Woord vandaag

‘We komen elke keer uit bij de genade van God. Dat is
toch wel een heel bijzonder evangelie.

Er verschijnen best wel wat goede boeken die dat goed toe-
lichten, maar in de praktijk blijkt het wettische denken heel
diep ingeslepen in de mens. Dat komt, omdat het hoort bij de
eerste beginselen van deze oude schepping. De zogeheten grond-
of basisprincipes van deze wereld. Daar heeft iedereen mee te
maken. Vandaar dat de wettische inslag binnen de christenheid
niet of nauwelijks door buitenstaanders opgemerkt wordt.

‘De genade zoals die is, is voor velen onaanvaardbaar.’

Je loopt er steeds tegenaan. Het gaat ook heel diep. Na het kruis
is er alleen nog genade mogelijk. Het is namelijk volbracht. Dan
hoeven jij en ik er niets aan toe te voegen. Heerlijk! Wat een ge-
weldig bevrijdende boodschap. Genade is per definitie niet te
koop. Genade is dan ook gratis, om niet. Het is ook niet verkrijg-
baar, want dan moet je het eerst verkrijgen! Het is genade als God
je oren opent en je gaat verstaan wat genade is. Dan ga je Hem er-
voor bedanken.

‘Als gelovige krijg je maar niet genoeg van die boodschap.’

Het blijft toch iets geweldigs? Sommigen zijn zo aan genade ge-
wend geraakt, dat zij zeggen: ‘ik weet het nu wel, maar nu moeten
we verder’, of: ‘je moet ook groeien in je geloof. Daarmee wordt
meestal een wat wettisch leven bedoeld. En dat is geen groei, maar
terugdraaien van de klok! We zouden groeien in de genade, en niet
de andere kant op.

‘Misschien is echt uit genade leven wel het moeilijkst.’

Dat denk ik wel. Men voegt er later of in de leer of in praktische zin
vrijwel altijd iets van ‘moeten’ bij, en dan ben je gelijk de genade kwijt.
Wat God in en door ons werkt, doet Hij door Zijn geest. Het kan nooit
zo zijn dat er menselijke inspanning aan toegevoegd kan worden. Dat
is vlees en werken naar het vlees en dat verbrandt later allemaal.

‘Verbrandt later allemaal? Hoezo?’

Wij spreken elkaar morgen weer!