‘Hoezo? Alles verbrandt?’

Er staat in 1 Corinthiërs 3:10-17 te lezen, dat de werken die de vuurproef niet
kunnen doorstaan, hout hooi en stro, bij de bema zullen verbranden. Alle
werken die naar het vlees waren, hoe mooi en vroom ze ook waren, als het
niet het werk van de Heer was, dan verbrandt het. En de gelovigen zullen er
blij om zijn, want wat echt is en waarde heeft zal het vuur kunnen doorstaan.

‘Maar, hoe kun je dan weten welk werk nuttig is en door het vuur komt?’

Als het werk echt tot opbouw van de gemeente, het lichaam van Christus is,
zal het blijven bestaan. Als er in overeenstemming met de regels gestreden
is, zal het standhouden. Als er echter gewerkt is met de waarheid die niet voor
vandaag, maar voor een andere tijd gold, zal dat de toets niet kunnen door-
staan. Daar waar de Thora gelegd wordt op mensen die al onder de genade van
God leven, is het geen werk dat opbouw van het lichaam van Christus is.

‘Men plaatst dan heidenen onder het oude verbond van de letter dat alleen
destijds op Israël gelegd was.’

Daarom is Paulus uiterst fel in Galaten. Hij verbindt zelfs het begripboze aion’
met de inhoud van de Galatenbrief. Dat is nogal wat. Paulus stelt dan ook zon-

der er verder doekjes om te winden, dat de gelovige nu onder genade leeft en
niet onder de Thora. Liefde is immers het complement van de Thora. Het heeft
dan ook geen enkele zin de tien woorden (Exodus 20) elke zondag voor te hou-
den aan een kerk vol mensen. Dat is geen God welgevallig werk.

‘Nou nou nou, dat is nogal wat.’

Het kan mooi en vroom klinken, maar het heeft geen enkele zin dat voor te
houden
. Want dat kan op geen enkele manier de Thora houden. Het leidt tot
frustratie, wanhoop en teleurstelling, nog afgezien van de vrome kramp
waarin men dan terechtkomt. Het zijn lege werken die door het vlees gepro-
beerd worden, maar het leidt tot niets, behalve de uitroep: ‘ik, ellendig
mens!’ Het antwoord staat er overigens in Romeinen 7:24 en 25 gewoon bij:
Genade doet het!