Opmerkelijk

‘Wij denken, dat toen Abram geroepen werd, niemand rechtvaardig was.
Zelfs Abram niet. Hij was als de rest. Maar God verscheen hem in Ur van
de Chaldeeën en zei hem zijn thuis te  verlaten en op weg te gaan naar
het land dat God hem zou tonen. En Abram, een afgodendienaar, ge-
hoorzaamde de stem van de enig ware God. Zó superieur is de kracht van
God boven die van de afgoden, die door Abram en zijn familie aanbeden
werden. Dus wilde Abram van toen af alleen de God aanbidden, die neer-
daalde en het zich uitkoos de God van Abraham genoemd te worden.’

Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex, UR LXIV, blz.63

Woord vandaag

‘Wat een heerlijke boodschap is die genade van God toch!’

Het is een boodschap, die gepaard gaat met ware, geestelijke vrijheid.
Een wettisch of religieus denken maakt dat je in slavernij bent. Wij zijn
vrij, verlost van religieuze plichten. Maar om in de praktijk los te komen
van het religieuze denken en manier van leven is nog wat anders.

‘Ja, echt van genade leven is in de praktijk heel wat.’

Het zit zo in de mens om iets in godsdienstig opzicht te willen doen.
Daarom is het evangelie zoals Paulus dat bracht, totaal anders. Het is
niet naar de mens. Wij willen koehandel doen met God, dan doen wij
een belofte, en dan moet God ons op een of andere manier zegenen.
Maar zo werkt het niet, want God is de God van alle genade en geeft
ons om niet wat nodig is; niet wat wij nodig vinden.

‘Het is toch goed om een samenkomst te bezoeken?’

Als er echt Gods woord klinkt wel, ja. Als dat niet het geval is, dan kan
het best gezellig en leuk zijn, Maar dan is het religieus. Samen zingen
en klappen en is best aardig, maar bouwt het? Het draait allemaal om
het woord van Zijn genade. Wij ontvangen voeding uit het Hoofd, Chris-
tus Jezus. Hij is onze vrede. Hij brengt bijeen. Maakt niet uit wanneer,
waar et cetera. Als dat Woord van Hem het middelpunt is, dan is Hij dat
zelf ook.

‘Mooi dat het niet aan tijd of plaats gebonden is.’

Dat komt door het puur geestelijke karakter van deze tijd van de verbor-
genheid. Geen zichtbare plaatsen, tekenen, rituelen. Niets van dat alles!
Alleen Zijn geest, Zijn woord, Zijn genade. Niets anders dan dat. Wij maken
deel uit van het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde, dat is geestelijk, nu.
Straks boven bij Hem ondergaan wij dat lijfelijk. Daar zullen wij pas echt
beseffen hoe groot deze heerlijkheid is! Genade, die alles overtreft!

Woord vandaag

‘Zeg, die boodschap van genade verandert niet, zei jij gisteren.
Daar ben ik diep van overtuigd!’

Heel fijn, er zijn best wel heel wat mensen, die deze dingen beamen en er
van harte achter staan. Dat is goed om te weten. Soms denk je weleens, hoe-
veel zijn er nog, die de boodschap van zuivere, onvermengde genade nog
aanvaarden? Je hoort weleens zeggen: ‘dat is maar mooi makkelijk!’ of ‘dat
gaat zomaar niet!’, of ‘dat is een gevaarlijke leer!’, of ‘het is alles inderdaad
genade, maar…..’.

‘Achter al die uitspraken staat de gedachte, dat de mens zelf ook iets kan
bijdragen of moet doen?’

Dat is het. Een hemelse bediening voor het lichaam van Christus is ook puur
genade, want je kunt je er niet voor kwalificeren, zoals in de sport. Je kunt je-
zelf niet opwerken om erbij te horen. Je hoort soms van die vreemde gedach-
ten van een gedeeltelijke wegrukking van de gemeente. Degenen die voldoen-
de geheiligd zijn horen bij de groep die wel weggerukt wordt en de anderen
blijven achter op aarde. Klinkt dan heel mooi en heel vroom, maar is vleselijk.

‘Je bent best wel weer fel, nu.’

Paulus is nog veel feller in de Galatenbrief. De hemelse bediening werd echter
pas na de Galatenbrief naar voren gebracht. De Corinthiërs waren nog niet toe
aan deze verborgenheden, deze geheimenissen, zij waren nog vleselijk, vorm-
den groepjes. Zij riepen: ‘ik ben van Apollos!’ ‘ik ben van Kefas!’.  Tegenwoordig
roept men: ‘geef mij maar het eenvoudige evangelie van Johannes!’ of ‘geef mij
maar de bergrede’ of ‘geef mij maar Petrus’ of ‘ik lees de evangeliën’.

‘Dat zijn de dingen die je soms hoort van mensen, ja.’

In feite is men dan net zo bezig als de Corinthiërs. De mensen die dat roepen,
moeten in de regel niet zoveel van Paulus hebben, zij schrikken terug voor
de consequenties. Of vinden het te moeilijk. Dat is het niet voor een gelovige,
bovendien roept God speciaal wat veracht is in de wereld, het dwaze, het onedele,
niet vele wijzen naar het vlees, et cetera (zie 1 Corinthiërs 1:26-31)!
Het is pure genade, de lucht staat ook vandaag hemelsblauw, geen wolkje te be-
kennen, de zon van Gods genade schijnt weer volop!

Woord vandaag

‘Wij hebben wel een heel bijzonder evangelie, dat je bijna nergens zo
hoort als het gaat om de hemelse toekomst.’

Zeker, dat is een bijzonder en heel wezenlijk deel van Paulus’ evangelie.
Het is het evangelie van de onnaspeurlijke rijkdom van Christus, waaruit
ook blijkt, dat de gemeente, die Zijn lichaam is, nauw verbonden is met de
uitvoering van het plan van eonen. God voert dat uit in en door Christus
Jezus, maar in de twee eonen van herstel en toewerken naar de grote vol-
einding spelen wij als leden van Zijn lichaam een hoofdrol!

‘Als je de schepping van God ziet, die al zo groots is, dan is het nauwelijks
te vatten. Wat een genade!’

Dat Hij ons uitkiest, ja dat is genade. Hij rechtvaardigt en verzoent ons met
zichzelf. Hij redt ons. Het is Zijn geloof. Het Gods vrijkoping in Christus Jezus
van ons; die is uit Zijn genade en om niet. Er is ab so luut niets van onszelf bij.
Een flintertje werk van de mens vereist? Dan is het geen genade meer. Geloof
is juist Gods principe, dat in harmonie is met genade. Ook Abraham werd uit
genade en door geloof gerechtvaardigd.

‘Wat een evangelie, het is gewoon geweldig!’

Denk erom, dat de religieuze mens hier tegen steigert. Men wil zo graag iets
doen. Het evangelie dat Paulus bracht, is niet naar de mens. Werken van de
mens tot redding? Nee, dat niet. Alleen het werk van God en van Christus? Ja,
dat wel. We laten ons niet beetnemen door religieuzen die via een omweg als-
nog werken willen invoeren. Het is van a tot en met z genade. De redding van
zonde, dood en veroordeling is genade. Maar daarna blíjft het genade.

‘Paulus arbeidde meer dan de anderen, maar erkende dat als genade, toch?’

Daar hebben we hier vaker teksten als 1 Corinthiërs 15:9-11 voor aangehaald.
Vaste lezers weten dat. Maar het kan niet genoeg herhaald worden. Ook Paulus
moest met verdriet in het hart constateren, dat de Galaten al snel afweken van
de genade zoals Paulus die predikte, en zo gaat het steeds als je de hele geschie-
nis daarna nagaat. Regelmatig breekt de heldere, paulinische boodschap van
genade door. Na enige tijd valt men dan weer terug in een ‘evangelie’ waarin
werken van de mens een rol spelen. Dan valt men weer uit de genade
(Galaten 5:4), die eerst omarmd werd. Maar dat verandert de boodschap niet!

Tussenzin

‘Zeggen, dat de bijbel niet historisch betrouwbaar is,
is beweren, dat God zich een en ander niet zo goed
meer herinnerde, of dat God de dingen die gebeurden,
niet goed kon verwoorden.’