‘In Genesis 17:15 zien we dat God Saraï’s naam wijzigt in Sarah. Hij belooft
aan haar een zoon. Abraham lacht terwijl hij op zijn gezicht valt en in zijn hart
zegt dat aan een 100-jarige een zoon geboren geboren zal worden en een
90-jarige baren zal? Hij was wat onzeker en zegt: O dat Ismaël voor Uw aan-
gezicht zal leven!’ God bevestigt daarna opnieuw Zijn belofte en verandert
Saraï’s naam. Het is de letter hee, de 5e letter in het Hebreeuwse alfabet die
al eerder aan de naam van Abram werd toegevoegd. Het getal 5 is dat van de
genade. Totaal 5 keer belooft God dat Sarah een zoon zal hebben, 3 keer aan
Abraham alleen en 2 keer aan allebei tegelijk. Zowel Abaraham als Sarah
moeten er om lachen, maar God zegt:
‘Zou voor Jahweh Elohim iets te wonderlijk zijn?’
God veranderde de lach in ongeloof in die van vreugde over de geboorte van
Izaäk (hij die doet lachen).
Maar voordat dit kon gebeuren, moest Abraham God als de Algenoegzame
aanvaarden, Degene die alles tot stand kan brengen zonder hulp van buitenaf.’
Uit: ‘The All-sufficiency of God’ – J.H. Essex, UR LXIV, blz. 66,67