‘He jouw opmerkingen van gisteren, daar wil ik graag op doorgaan.
Het gaat wel in tegen wat je ziet op kerkelijk en evangelisch erf.
Daar zie je allerlei leiders, dominees, voorgangers, die vaak in hun
eentje de kar trekken.’
Bij Paulus lees je over één hoofd: Christus.
Dan bestaat het hele lichaam van Christus uit vele leden, die toch één zijn.
En als er gelovigen samenkomen is er allerlei dienstwerk te doen, dat kan
alleen door dienende mensen.
Gelovigen worden opgebouwd tot volwassenheid in het geloof. De bedoeling
is, dat allen zijn tot opbouw van het lichaam van Christus. Dat is nuttig.
Daar is al het onderwijs op gericht: de gelovige bewust maken van de status
van zoon en volwassene in het geloof.
‘Je merkt, dat Paulus de gelovigen in Corinthe niet aanspreekt als kleine kinderen,
zo van: en nu moeten jullie zus en zo, de laatste tijd gaat me dat meer opvallen.’
Hij geeft wel aan, dat zij grotendeels geestelijk gezien nog beschouwd moesten worden
als nog onmondigen in Christus, en zij konden alleen nog melk verdragen, geen
vast voedsel. Toch stelt hij hen steeds vragen met de achtergrondgedachte: ‘beoordelen
jullie dan zelf wat ik zeg’. Hij zette ze aan tot nadenken, en hij kon alleen vast voedsel
delen met hen, die daarvoor rijp (volwassen) waren.
Nadat Efeziërs – Filippenzen – Kolossenzen geschreven waren, was datgene vastgelegd,
wat een gelovige nodig heeft om zich van zijn positie in Christus Jezus bewust te zijn.
Daarna zouden gelovigen altijd als volwassenen (in het geloof) aangesproken worden.
‘Maar je maakt toch groei door als gelovigen?’
Er is sprake van geestelijke groei. Al het onderricht en spreken is erop gericht die groei
te stimuleren en te bevorderen. Gebruik van gezonde woorden bijvoorbeeld, speelt
daar een rol bij. Daarnaast zou alles doordrenkt zijn van de genade van God.
Als een groep gelovigen dat uit het oog verliest, is oriëntatie op de Galatenbrief nodig.
Want bij Paulus is het van begin tot eind: Gods genade!