‘God is geest. Hij is daarom dichtbij, dat zei je gisteren. Waarom waren de
volkeren dan toch veraf?’
Paulus geeft in Athene te kennen, dat God niet ver is van eenieder van ons
(Handelingen 17:24). Dit is zeker waar. Tijdens Israels opkomst en de periode
dat zij een vooraanstaande plaats hadden in de wereld was het God zelf die
de mensheid stuurde. Hij is de Beschikker en Onderschikker van alle volkeren.
Als het gaat om direct leiden van een volk, dan was dat beperkt tot Israel. Zij
kregen het Woord door de profeten.
‘De anderen volkeren werden niet op die manier geleid door Ieue.’
Nee. Wat betreft waren zij veraf, en hadden geen rechtstreekse toegang tot
Hem. Dat had Israel in de tabernakel en tempel wel. Zij hadden ook profeten
en koningen die naar Ieue moesten luisteren. Zo wordt een serie voorrechten
in Romeinen 9:4 genoemd. God bleef God en als zodanig draagt Hij verantwoor-
delijkheid voor de schepping. Maar een persoonlijke band met Hem was niet
mogelijk bij de natien. Hij liet hen hun eigen weg gaan (Handelingen 14:16).
Hij was dus als de Godheid dichtbij, maar als het gaat om omgang, gemeen-
schap, was Hij ver weg. De volkeren waren dus in die era (voor het kruis) veraf!
‘Dat is goed om te zien. God is geest en dus dichtbij, en toch toen voor de vol-
keren ver weg en niet rechtstreeks te benaderen.’
De volkeren waren vervreemd van God. Dat had gevolgen. Zij waren niet alleen
ver van Hem vandaan, maar ook vervreemd van het burgerschap van Israel.
De hele mensheid bleek geen eenheid te zijn. Zij was innerlijk verdeeld. Er was
verschil en afstand tussen de besnijdenis en de onbesnedenen. Dit was zeker
ook in de dagen van Paulus aanwezig. Dit leverde wrijving op tussen gelovigen.
De discussies ontstonden uit de vleselijke verschillen, dat bleek steeds weer!