‘Gezegend is de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons zegent met iedere geestelijke zegen te midden van de hemelingen, in Christus ’ Efeziërs 1:3, concordante vertaling.
Wat een geweldig begin van deze bijzondere brief! Centraal staan, zoals altijd in de Schrift, de God en Vader van Hem (die ook ónze Vader is), én de Heer Jezus Christus. Zij doen het grote werk in de eonen, waardoor alle schepselen eens zich voor God en Zijn zoon aanbiddend zullen buigen. Zij danken voor de overstromende rijkdom aan genade, die hun geschonken werd.
Wat zegt de apostel verder? Dat God zegent, Zijn schepselen (hier: u, jij en ik, de leden van het lichaam van Christus) begunstigt met zegen, met Zijn gunsten. Paulus gaat dat allemaal opsommen in deze Efezebrief.
Paulus schrijft van geestelijke zegen. Niets tastbaars. De zegeningen, die wij ontvangen, zijn geestelijk. Rijkdom aan genade, vergeving van krenkingen (die dingen waarmee je God op Zijn hart trapt), de vrijkoping door Zijn bloed en al die kostbare waarheden, die hij verder noemt.
Het gebed daarbij is, dat deze geestelijke waarheden heel diep in ons hart doordringen en ons vrijmaken van al het neerdrukkende schuldbesef, van alle verwijten, die de machten ons willen influisteren als het gaat om ons verleden, bijvoorbeeld.
Deze geestelijke zegeningen bevinden zich in een hogere atmosfeer: te midden van de hemelingen.
Sommigen willen hier liever vertalen: ‘in de hemelen’, of: ‘in de boven/op-hemelen’. Het maakt voor de betekenis in feite niet veel uit. Het gaat erom, dat we in de Efezebrief het aardse verlaten en terechtkomen in het hemelse, of te midden van de hemelingen. Dáár zijn onze zegeningen geplaatst.
Paulus zegt dan ook in Kolossenzen 3:1 ‘zoekt wat boven is, waar Christus is, aan Gods rechterhand zittend. Weest bedacht op wat boven is niet op wat op de aarde is.’