23 december 2019
‘De genade staat voorop.’
In het leven van Jakob, bij wie het eer-
ste deel van zijn leven (tot aan de Jab-
bok) de vleselijke gelovige typeert, is
het Jahweh, Die altijd meeging. Toen
hij bij Laban was, zegende Jahweh de
bezitter van het eerstgeboorterecht.
En dat in een periode, waarin hij nog
steeds eigen trucs gebruikte om zelfs
oom Laban om de tuin de leiden. Zo
kunnen ook de leden van het lichaam
van Christus handigheidjes hebben.
‘Ja, herkenbaar.’
Ondanks alles blijven de gelovigen in
Christus gezegend. Net als Jakob. God
zet in ieders leven processen in waar-
door zij groeien in geloof. Dat gaat ge-
lijk op met afbraak van het eigen ik in
de praktijk. In wezen is -op Golgotha-
het oude ik (de oude mens) mede-ge-
kruisigd en vervolgens begraven. In
de praktijk is het vaak een langdurige
afbraak. God geeft geloof, in de mate
die Hij het beste acht.
Dat is Zijn wijsheid.’
En onze dwaasheid gaat ten onder. En
net als bij Jakobs dwaasheid, komt de
grote God hem tegen. Daarna is voor
de gelovige Jakob alles anders. Wat er-
na ontbreekt is het vertrouwen op ei-
gen ‘oplossingen’. In plaats daarvan is
het vertrouwen op Jahweh en de be-
loften die Hij gaf, het enige in Israëls
leven. Niet langer zijn beweegredenen
vanuit de mens bepalend, maar onze
Vader alleen.