Aan het einde van het jaar kijken we meestal terug.
In gezinnen is het soms de gewoonte op oudejaarsavond Psalm 91 te lezen.
In Psalm 91:1 staat: ‘Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten,
vernacht in de schaduw van de Almachtige’.
De titel ‘allerhoogste’ (Hebreeuws: oliun, of eljon) betekent: de verhevene, hij die opgestegen is. Dit doet ons direct aan Christus denken, die opgevaren is (Efeziërs 4:10) en nu de allerhoogste plaats onder God inneemt. Het woord ‘schuilplaats’ heeft te maken met ‘verborgen’ (Hebreeuws: satar, vergelijk de naam Ester); en het ‘gezeten’ heeft te maken met ‘wonen’ (Hebreeuws: isjb) of ‘blijven’.
Heeft Paulus niet aan deze woorden gedacht, toen hij Kolossenzen 3:1 opschreef (of dicteerde)? ‘Ons leven is verborgen met Christus in God’. Ons leven is verborgen, het onttrekt zich aan de waarneming van anderen. Samen met Christus is onze geestelijke positie in God zelf! Dan heb je een geweldige plaats, beter kan niet.
Het ‘vernachten’ stemt in dit parallellisme overeen met ‘gezeten’ (NBG: gezeten) en heeft te maken met ‘logeren’, maar dan met de achterliggende gedachte: permanent.
Het draagt in zich: een rustplaats vinden voor de nacht. En dan in de schaduw (Hebreeuws: tsel), dat is: beschutting tegen de hitte van de zon, die in het Midden-Oosten zo onbarmhartig heet kan zijn, als beeldspraak voor de hitte van beproevin-gen en verzoekingen. Dit ‘schaduw’ stemt overeen met ‘schuilplaats’ (verborgen zijn). En Sjaddai staat in Hebreeuws voor ‘algenoegzaam’; Hij is genoeg in al onze beproevingen die wij meemaken. Hij is immers nabij!
Dat was zo in 2009 en zal in 2010 ook zo zijn!