Woord vandaag

‘Fijn te weten, dat God altijd nabij is.’

Ook al verbergt Hij nu nog Zijn aangezicht voor de wereld
en voor Zijn volk, zoals Jesaja zegt. De gelovige ervaart
Zijn 
nabijheid dagelijks. De verzoening van de wereld is
een feit, 
en God strekt Zijn handen van liefde uit naar ieder-
een. In 
het evangelie dat Paulus uitbrengt, klinkt die liefde
door. 
Die liefde vult het hart van alle gelovigen, die komt
uit de heilige geest die in ons uitgegoten is (Romeinen 5:5).

‘Heerlijk zo’n evangelie.’

Hoewel er kleine groepen evangelie verkondigden en niet
zelden te lijden hadden onder religieuze
vervolging (bijvoor-
beeld de Waldenzen en de Albigenzen), kwam een door-
braak bij
de reformatie door toedoen van onder meer Luther.
Genade alleen, zonder werken van de mens, is de basis voor
redding, met
het bloed van Christus dat spreekt van Zijn werk
voor allen.

‘Ik zou me geen raad weten als werken geëist werden.’

Gods genade alleen is duurzaam. Pas wanneer Zijn genade
de basis is (Efeziërs 2:8,9) komen goede werken naar voren,
die God tevoren gereedmaakte, opdat wij daarin zullen wan-
delen, beseffend dat wij Zijn maaksel in Christus Jezus zijn
(nieuwe schepping). Het willen en het werken is niet
anders
dan de uitwerking van Gods werk in ons (Filippen
zen 2:12,13)! 

Woord vandaag

‘Dat erepodium is een belangrijk punt.’

Dat is het, zeker wanneer je leest hoe we daar zullen staan.
De Schrift gebruikt voor wat daar plaatsvindt veel beeld-
spraak. Vuur, hout, hooi, stro, kostbare stenen, zilver, goud.
Woorden als: loon, schade lijden en dergelijke. Het zijn alle-
maal uitdrukkingen uit het dagelijks leven die ons duidelijk
maken wat daar precies gebeurt. 

‘We zijn dan wel verheerlijkt?’

Dat geldt elk lid van het lichaam van Christus. Hij geeft ons
heerlijkheid. Het nieuwe lichaam, dat zal stralen en gelijk-
vormig zal zijn aan Zijn heerlijkheidslichaam (Filippenzen 3:
20,21). Dat is wat ons allen wacht. Zo zijn we ook in staat
om Zijn beoordeling te doorstaan. En we kunnen dan ook
de grote heerlijkheid van de komende eonen beleven (2
Corinthiërs 4:16-18).

‘God geeft op het juiste moment wat nodig is.’

Dat geldt nu al in ons aardse bestaan. Wat ook gebeurt, Hij
zal exact op het juiste moment geven wat we nodig hebben.
Dat bedoelt Paulus met de uitstijging in 1 Corinthiërs 10:12,
13. Geen bovenmenselijke beproeving (uitprobering) over-
komt ons. Het zal niet boven de lippen komen. God zal óók
de uitstijging (NBG: uitkomst) geven! Vandaag!  

Woord vandaag

‘In 2 Corinthiërs gaat Paulus verder?’

Daarin draait het om het 5e hoofdstuk, de verzoening.
Ook lezen we over de nieuwe schepping. Tevens zien
we, dat hij opnieuw spreekt over het erepodium,
meestal met rechterstoel vertaald. Voorbereidend op
vers 10 van hoofdstuk 5 gaat het over het zwakke en
broze lichaam (4:7-15). Dat lijdt en wordt verdrukt.

‘Met een mooi uitzicht.’

Hij spreekt ook van de heerlijkheid die wacht. Aan het
einde van hoofdstuk 4 (vers 16-18) spreekt hij van de
alles overtreffende heerlijkheid, die alle gelovigen zul-
len ondervinden in de komende eonen. Het nieuwe, he-
melse lichaam wordt gebouw uit God genoemd. En dat
zal zeer bijzonder sterk stralen. Dan is het lijden voorbij.

‘Ik word wel blij van deze toekomst.’

Dat kan ook niet anders wanneer je hoort en leest van
zo veel rijkdom. Alles te danken aan Hem, die onvoor-
stelbaar rijk was en arm werd om ons rijk te maken. Wat
een verwachting hebben wij, en de waarborg van onze
lotgenieting is ons reeds gegeven in de heilige geest,
waar we mee verzegeld zijn. 

Woord vandaag

‘De lijn is duidelijk, het gaat van vlees naar geest.’

De Korintiërs waren doorgaans vleselijk, nog onmondig
in Christus. Daarom kon de apostel daar niet het vaste
voedsel uitdelen. Dat is voor degenen die groei door-
maakten in hun geloof. Hij kwam om hen geheimenis-
sen uit te delen. Hij liep echter tegen de muur van hun
eigen denken aan.

‘Zij hadden zo hun eigen opvattingen.’

Daardoor moest de apostel de boodschap van Jezus
Christus en die gekruisigd
brengen. Hij wilde om die

reden onder hen niets anders brengen. Pas aan het
einde van de eerste Korintebrief spreekt hij verder, en
dan over de opstanding van Christus. Daarmee bracht
hij de elementaire waarheid, die zij eigenlijk niet in de
praktijk brachten.

‘Dat is in feite Romeinen 6.’

De grondbeginselen van het geloofsleven. Overstro-
mende genade, ja. Dat ontvangen is geweldig en daar-
na die boodschap toepassen in de praktijk is het logi-
sche gevolg. We zijn enorm bevoorrecht deze waarhe-
den zo te mogen leren kennen, in de praktijk.
En wanneer dat eenmaal groei geeft in ons leven, kun-
nen we toegroeien naar geestelijke volwassenheid. 

Woord vandaag

‘Vast voedsel is onderricht uit latere brieven?’

Dat is het wel, zo blijkt. Paulus wijst in 1 Corinthiërs 13:8-12
naar ‘de volmaaktheid’ of ‘het volmaakte’. Meestal wordt
gezegd dat het verwijst naar als wij bij de Heer zijn, boven.
Maar dat is niet zo wanneer je het tekstverband leest.
De tekst laat een tegenstelling zien tussen ‘onmondigheid’
of ‘kind zijn’ tegenover ‘het volmaakte’.

‘Dat lees je, en het wordt bijna nooit zo uitgelegd.’

De echte verschillen zijn tussen de onmondigheid en wat
je het beste met de volwassenheid of de rijpheid kan ver-
talen. Het verwijst naar geloofsgroei nu en niet naar nu
en straks bij de Heer. Dan wordt het duidelijk. De volwas-
senheid in het geloof zou later ná het schrijven van de
beide Korintebrieven komen.

‘Met de brieven in gevangenschap geschreven?’

In Efeziërs 4  wordt duidelijk over de volwassenheid ge-
sproken. Dát is ‘de volmaaktheid’ uit 1 Corinthiërs 13!
Daarmee hielden profetieën op en verstomde het spre-
ken in tongen. Dat was in de tijd vóór de geestelijke vol-
wassenheid nog bevorderlijk en nuttig. Nu Paulus het
woord van God compleet gemaakt heeft (Kolossenzen
1:25), is dat woord van God zelf voldoende en zijn spre-
ken in tongen, profetieën, allerlei openbaringen over-
bodig geworden. Tekenen en wonderen begeleidden
het evangelie van het koninkrijk, niet het evangelie dat
Paulus verkondigt.